31 januari 1956. 95 aandacht is gevestigd op het feit, dat in de krant kritiek is uitgeoefend op de behandeling van zaken door ons gemeentebestuur. De wethouder zegt, dat wat in de krant heeft gestaan juist is en de burgemeester ver- telt heel andere dingen waaruit spreker moet afleiden dat het verhaal in de krant niet juist is. Spreker begrijpt dit niet. De heer Beijnders begrijpt dit wel. Er is op een ogenblik dat de be- jaarden aan de gang moesten worden gezet, een zeer loffelijk streven van de U.V.V. en andere verenigingen geweest om de ouden van dagen in de gelegenheid te stellen societeit te houden. Spreker meent nog steeds dat mensen van 65 jaar nog zo jong zijn, dat wat meer aan het initiatief van deze mensen moet worden overgelaten. Ook in de regeringscolleges en zelfs in de hoogste colleges van staat, ziet men veel jeugdige grijsaards. De korte zin van de kritiek van de heer Disselkoen was, dat de U.V.V. zo zoetjesaan voor zover dat mogelijk is, een stap achteruit moet doen door de ouden van dagen zelf het werk te laten verrichten. Men moet nu eens uitscheiden met het ouderwetse regentenidee van vader en moeder, omdat een 65-jarige daar niet meer aan wennen kan. Spreker kan zich voorstel- ien dat het de heer Disselkoen ontgaan is dat hij met de andere leden van het college er vöör gestemd heeft om de gevraagde subsidie niet te geven. Spreker zou de heer Disselkoen willen aanraden op zijn dwaling terug te komen. Mevr. van Nispen zegt, dat het belangrijk is of iets waar of niet waar is. Maar de raad is er nu, na de twee verschillende uitleggingen gehoord te hebben, zo langzamerhand wel achter waar precies de waarheid ligt. Belangrijk is ook dat de bejaarden onze grote aandacht gaan opvragen. Degenen die met de bejaarden werken zijn daarvan ook overtuigd. Spreek- ster wil toch vooral de heer Reijnders dat regentenidee uit het hoofd pra- ten, want daar is geen sprake van. De ,,bewuste" vrouw die het werk voor de U.V.V. doet, wordt door cursussen geïnspireerd om het werk goed te doen. De heer van der Linden heeft vanmiddag al betoogd, dat men jong liefhebberijen moet ontwikkelen. Doet men dat dan kan men, oud zijnde, zijn vrije tijd met die liefhebberijen vullen. Maar de ouden van dagen van thans hebben niet geleerd om hun vrije tijd te besteden, want ze hadden geen vrije tijd. Die hebben gewerkt van de vroege morgen tot de late avond met als gevolg dat zij zich niet zelf kunnen vermaken. Zij die dat wel kunnen, komen niet op societeiten, want die knutselen bij hun kinderen of ze hebben een tuin. Het gevolg is dat een merkwaardige gevoelige groep van bejaarden is ontstaan die men langzaam maar zeker tot zelfwerkzaamheid moet trachten te brengen en waarbij men niet ach- teruit kan vallen. Het is nl. zo, dat een kind eerst in de wieg ligt. Men kan dan wel graag willen dat het op straat gaat lopen, maar daar zit nog de periode van de box tussen. Zo ook is de bejaarde, die zich zelf niet vermaken kan omdat hij onder veel mindere en armelijker omstandig- heden dan thans zijn brood heeft moeten verdienen, er nog niet aan toe om dit alles zelf te doen. De bejaarde die niets van muziek geleerd heeft of geen andere liefhebberijen heeft, wil alleen maar klaverjassen en op tijd zijn koffie en thee hebben. Er is al wel honderd keer gevraagd of zij daar zelf niet voor willen zorgen, maar dan antwoorden zij daar op, dat zij dat niet doen want zij hebben hun hele leven gewerkt. Het is een studie op zichzelf om deze mensen aan de gang te krijgen. Maar weest u er van overtuigd dat wij die kant opgaan. De bejaarden die er bijkomen zullen gewend zijn om hun vrije tijd te besteden. Als u iets wist van de studie van het vraagstuk der bejaarden, dan zou u weten dat iedere cursist geleerd wordt, dat het al te laat is om 50-jarigen liefhebberijen bij te brengen. In de fabrieken b.v. worden de mensen van 20, 30, 40 jaar langzamerhand daar naar toe gebracht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1956 | | pagina 69