32 31 januari 1956. delbare scholen. Indien mocht blijken dat de hogere subsidie die met in- gang van 1 januari 1956 door het rijk wordt verleend niet voldoende mocht zijn, behouden wij ons het recht voor, indien dit niet door het col- iege geschiedt, met eigen voorstellen op het stuk van de subsidie aan middelbare bijzondere scholen te komen. Wij zijn nog niet van een totale gelijkstelling van dit onderwijs met het openbare onderwijs overtuigd en wij blijven het een zonderlinge figuur vinden dat de gemeente aan open- bare middelbare en v.h.o. scholen in een belendende gemeente meer moet betalen dan aan bijzondere. Voor de gemeente als zodanig is het blijkbaar een zegen als steeds meer leei'lingen het bijzondere in plaats van het open- bare onderwijs gaan volgen. Eén hoeraatje voor de bijzondere middelbare scholen. Wij zien niet in dat de plaatselijke muziekverenigingen steeds een gelijk bedrag aan subsidie uit de gemeentekas moeten ontvangen. Wij zouden graag zien dat taij de subsidiëring de maatstaven worden aangelegd ver- meld in het rondschrijven dat de R.K. Federatie van muziekverenigingen ook aan het college heeft gezonden. Wij kunnen ons voorstellen dat het beheer van deze gemeente het col- lege, al is het dan ook groter dan het in het verleden was, waarover wij echter in het geheel niet klagen, vele zorgen baart. Wij kunnen ons voor- stellen dat bij sommige problemen het coliege wel eens ten einde raad is en het verstand dreigt te verliezen. Laat het burgemeester en wethou- ders dan tot een troost zijn dat de duitse dichter Lessing in een van zijn stukken eens heeft gezegd: ,,Wer iiber gewisse Dingen den Verstand nicht verliert, der hat keinem zu verlieren" (Wie bij sommige dingen het ver- stand niet verliest, die heeft geen verstand te verliezen). Welnu in deze zin wensen wij het college toe dat het zijn verstand wel eens verliest bij zijn problemen en dat het burgemeester en wethouders gegeven moge zijn in het komende begrotingsjaar onder Gods onmisbare Zegen de zaken der gemeente te besturen en hun taak voor dit jaar tot een voor ons allen bevredigend eind te brengen. Het college zal daarbij ongetwijfeld alle leden van deze raad gaarne tot zijn steun en voorlichting aanwezig zien. Mevr. van Nispen zegt, dat wanneer wij ons op de algemene beschou- wingen voorbereiden ons een gevoel van onbehagen overvalt. Het is een onbehagen dat zijn grond vindt in factoren, welke over het gehele land hun invloed doen gelden, maar welke voor een groot deel hun uitwerking hebben in de sfeer der lagere overheid. Als gevolg daarvan springen zij sterk in het oog bij de beschouwing van het beheer der gemeenten en mogen zij dus ook speciale aandacht krijgen bij de behandeling van een gemeentelijke begroting. Niettegenstaande de economische welvaart welke wij de laatste jaren beleven vallen schaduwen over het gemeentelijke bestaan, schaduwen, waarover de V.V.D.-er zich op zijn wijze ongerust maakt, aangezien hij met zorg ziet hoe volgens hem essentiële waarden dreigen te worden aangetast, in sommige gevallen zelfs reeds zijn aangetast en daardoor dreigen ten onder te gaan. Hierbij wordt allereerst gedoeid op verloren gaan van individuele vrij- heden weliswaar door de nood geboden doch gehanteerd zonder voldoende zorg voor het getroffen individu. Nu vele overheidsmaatregelen zijn weg- gevallen maken wij ons ongerust over de hantering daar waar ze zijn blijven bestaan. Is hier wel voldoende eerbied voor het individu? In wezen verlangt ieder mens er naar zich zelf te zijn. Reeds dit moest in onze wereld, die zich Christelijk noemt (maar het niet is!) aanleiding zijn om, de naastenliefde beoefenende, met warmte rekening te houden met de zorgen van anderen in plaats van met een zekere koele zakelijkheid maat- regelen van orde te ontwerpenen uit te voeren. Daar is bovendien de zorg over de inperking van de vrijheid van het

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1956 | | pagina 6