109
23 februari 1956.
De heer Ir. Kooijmans laat de verzorging van hen die steun behoeven,
gaarne aan burgemeester en wethouders over.
Wat het verlenen van een gratificatie aan de ambtenaren betreft, wil
spreker toch waarschuwen tegen maatregelen die het oproepen van moei-
lijkheden veroorzaken. In verschillende plaatsen, zoals in Amsterdam heeft
men voor ieder die in de buitendienst werkzaam is, een gratificatie van
b v. f 25.uitgetrokken. Gebleken is, dat het ontzaglijk moeilijk is hier
de billijkheid te betrachten. Spreker is het er dan ook mee eens, dat slechts
diegenen van het gemeentepersoneel een gratificatie krijgen die inder-
daad, doordat zij veel van de koude te lijden hebben gehad of zwaarder werk
hebben gehad. Dit kan beter achteraf bepaald worden. Daardoor zullen
moeilijkheden voorkomen worden.
De heer Zegwaart hoopt dat toch ten aanzien van de door hem bespro-
ken groep ambtenaren, die dus niet speciaal in hun werkzaamheden door
de kou is gedupeecd, nader bekeken zal worden of zij ook voor de gratifi-
catie in aanmerking kan komen. Het is misschien een beetje discriminerend
gezegd, maar onder deze groep zijn er waarschijnlijk die onder het begrip
„stille armen" vallen.
De heer Mr. van Wijk, wethouder, antwoordt dat nagegaan kan worden
hoe dit ligt en hoever dat billijk zou zijn.
De heer van der Linden had niet anders verwacht dan dat er door burge-
meester en wethouders reeds maatregelen waren genomen. Spreker brengt
daarvoor dank aan het college. Spreker zou het op prijs stellen als het col-
lege voortaan eigener beweging hierover mededelingen deed.
Woningbouw.
De heer Mr. Zeelenberg vraagt de aandacht van het college voor een
artikel dat Zaterdag j.l. in het dagblad „De Tijd" heeft gestaan, onder
het hoofd „Versnelling van de woningbouw door de z.g. houtrijke woning".
Er wordt in dit stuk met nadruk gezegd, dat men niet schrijft over de hou-
ten woning, maar over de woning waar veel hout aan verwerkt is naast
enig niet-brandbaar materiaal. De schrijver pleit sterk voor het ook in ons
land invoeren van dit soort woningen, omdat het een goed woningtype is,
als welkome aanvulling van de traditionele bouw. Het is dus niet de be-
doeling om noodwoningen te bouwen die na een aantal jaren een verval-
len object zullen zijn, maar duurzame woningen. Na een aanloopperiode
van i jaar verwacht men hiervan 5 7000 woningen per jaar extra. Wan-
neer dit een beetje zal zijn ingespeeld, zou men tot veel hogere cijfers aan
extra woningen kunnen komen. Naar men zegt heeft dit soort woningen
voordelen ten opzichte van de traditionele bouw. Er zijn natuurlijk ook
nadelen. Spreker verzoekt het college met nadruk de mogelijkheden van
dit plan grondig te doen onderzoeken, hetzij door onze gemeente alleen,
hetzij in samenwerking met omliggende gemeenten, gedeputeerde staten of
de Vereniging van nederlandse gemeenten. Want wanneer het inderdaad
mogelijk zou zijn om een goed woningtype in te voeren, dat door de manier
van constructie en zonder volkomen bekwame bouwvakarbeiders in elkaar
gezet kan worden, dan mag men die mogelijkheid niet voorbij laten gaan.
Men kan dit soort woningen natuurlijk niet overal neerzetten. Spreker
stelt zich voor dat ze niet midden in een stad of aan grote verkeerspleinen
gezet kunnen worden. In een gemeente als de onze is het echter zeker
mogelijk Spreker verzoekt het college, zodra enig resultaat van het in te
stellen onderzoek bekend is, de raad hierover nader te rapporteren.
De Voorzitter antwoordt, dat uit de Raad voor de woningbouw een spe-
ciale subcommissie in het leven geroepen is, waar experts op dit gebied,
deze zaak in onderzoek hebben. Er is sterk op aangedrongen om zo spoe-
dig mogelijk hierover rapport uit te brengen. Spreker is gaarne bereid
dit rapport t.z.t. ter kennis van de raad te brengen.