23 februari 1956.
110
De heer Mr. Zeelenberg zou met dit antwoord tevreden zijn, indien hij
de overtuiging had. dat het rapport van deze subcommissie op zeer korte
termijn zou verschijnen en daardoor bepaalde resultaten zouden kunnen
worden bereikt. Spreker heeft helaas deze overtuiging niet. Spreker moet
de voorzitter dus blijven vragen zijn spreekwoordelijke activiteit niet te
laten afremmen door een voor spreker niet spreekwoordelijke activiteit
van deze commissie. Spreker gelooft, dat het noodzakelijk is, dat ook van
de lagere organen uit, initiatief wordt getoond, al was het alleen maar
om de hogere organen zo nu en dan eens prikjes te geven.
De Voorzitter zegt, dat in de Raad voor de woningbouw het standpunt
wordt gehuldigd, dat op korte termijn rapporten moeten worden uitge-
bracht. Van alle kanten is reeds aandrang op deze Raad uitgeoefend om
het uitbrengen van rapporten te bespoedigen. Nu een aantal uitermate
vakkundige personen de bedoelde materie in een subcommissie bekijken,
moet men daar ook vertrouwen in hebben. Mocht het resultaat negatief
zijn, dan kan men deze zaak altijd nog zelf onder handen nemen. Om dit
nu te doen komt spreker voorbarig voor.
De heer Mr. Zeelenberg zal na de uiteenzetting van de voorzitter niet
vragen om van gemeentewege deze zaak van de grond af te gaan uitzoe-
ken. Spreker vraagt de toezegging van de voorzitter om bij deze com-
missie nog eens speciaal aan de bel te trekken.
De Voorzitter zegt, dat de Raad voor de woningbouw in 7 of 8 subcom-
missies is gesplitst, waarbij aan elke commissie een aparte taak is opge-
dragen. Het zijn commissies van 5 of 6 mensen, waaraan enkele deskun-
digen zijn toegevoegd. Spreker meent dat dit de oplossing is voor een
grondige bestudering van de verschillende vraagstukken die daar aan de
orde zijn. De voorzitter van de plenaire Raad, Ir. Tromp, een van de direc-
tieleden van Philips, dringt ten aanzien van alle punten die in de Raad
voor de woningbouw aan de orde zijn, op de meest mogelijke spoed aan,
omdat het uitbrengen van een rapport na een onderzoek van b.v. 3 jaar,
geen waarde zal hebben.
De heer Mr. Zeelenberg merkt op, dat men veelal ziet, dat leden van
dergelijke commissies mensen zijn die in allerlei werk gehaald worden en
veel dingen aan hun hoofd hebben. Spreker staat toch altijd een beetje
sceptisch tegenover de spoed die bij dergelijke commissies betracht wordt.
Spreker weet dit uit ervaring. Maar spreker weet ook uit ervaring, dat,
wanneer men voortdurend geprikt wordt, men het werk wel wat vlugger
doet. Spreker zou de voorzitter toch willen vragen eens aan de bel te
trekken.
De Voorzitter zegt dit toe.
De heer Reijnders heeft net zoveel angst voor houten woningen als de
heer Zeelenberg voor commissies heeft. Spreker juicht daarom de instel-
ling van deze commissie toe, omdat daarin mensen zitting hebben die
weten wat met het nieuwe materiaal te bereiken is. Wordt dit niet be-
hoorlijk onderkend, dan moet men afgaan op het oordeel van deze of gene
directeur van openbare werken.
De heer Mr. Zeelenberg wijst er op, dat het gaat over de toepassing van
allerlei soorten nieuw materiaal. Het spijt spreker dat juist de heer Reijn-
ders zich afkerig toont van het nieuwe in deze.
De heer Reijnders staat enkel afkerig tegenover houten woningen. Wat
met het nieuwe materiaal te bereiken is, moet onderkend worden door
mensen die vakbekwaam zijn.
De Voorzitter wijst er op, dat onmiddellijk na de oorlog oostenrijkse
houten woningen in ons land werden geïmporteerd. Dat waren pracht