23 februari 1956. 112 ken ai zeer zwaar bezet waarbij zij ook nog gebrek aan arbeidskrachten hebben.Daarom betwijfelt spreker of ook dit gebrek aan arbeidskrachten het zelfde bezwaar zal blijken te zijn als bij de normale bouw. De heer Mr. Zeele.nberg- zegt, dat het betoog van de heer Verspoor een treffend bewijs îs van het onvermogen van degenen die zich met bouwen bezig houden. Het is een schande dat men zelfs nog niet verder is dan dat men zegt: God zij geloofd, wij krijgen nu via een subcommissie van een grotere commissie eindelijk een voorlopig rapport en straks een definitief rapport over de houtbouw, de gemengde bouw of de houtrijke bouw Laten we toch in vredesnaam eens iets doen. De heer Verspoor zegt ook een memng te hebben over de houtbouw, maar dat hebben we allemaal wel. Spreker weet ook wel dat bij houtbouw dubbele premie voor de brandverzekermg moet worden betaald. Maar daar gaat het allemaal niet om. Er zijn een aantal stakkerds die geen huizen hebben! Wanneer men dan leest dat er een groot percentage huizen extra gebouwd zou kunnen woi den door een methode waar men nu in de courant over schrijft nadat er vele artikelen over deze materie in de vakbladen hebben gestaan met als gevolg dat men niets gedaan heeft, dan noemt spreker dat een schande. De heer Zegwaart is verheugd dat de heer Zeelenberg deze zaak opnieuw heeft aangesneden. Gezien de huidige situatie zal men wel niet anders kunnen doen dan afwachten wat het rapport van de Raad voor de wonin°-- bouw zal opleveren. Ook spreker zou de voorzitter willen aansporen om totdat het rapport is verschenen, af en toe de subcommissie eens een prik te geven. In de raad wordt dit systeem ook wel met succes toegepast. A1 degenen die thans bezwaar maken tegen een oplossing waardoor de wo- nmgnood kan worden gelenigd, zou spreker willen vragen: als u zonder huis was wat zou u dan prefereren, een houtrijk huis of een houten huis of mets. Spreker gelooft dat het antwoord van al degenen die hier zitten zou zijngeef mij dan maar een noodoplossing. De heer Drs. Weijers wijst er op, dat de heer Verhoeven heeft gezegd dat na de vorige wereldoorlog vele houten woningen zijn gebouwd die oe- stemd waren om na 10 jaar te worden afgebroken, hetgeen echter niet altijd zou zijn gebeurd. Laat er nu nog 2 van die woningen staan, maar dan zijn al de mensen die een dergelijk huis bewoond hebben in die tijd toch geholpen geweest! Men zegt nu alleen maar dat houten woningen brandgevaar opleveren en krotwoningen zullen worden. Maar men döet niets. Men zal toch ééns moeten gaaan bouwen. De Voorzitter is er van overtuigd dat, wanneer de gemeente bij Weder- opbouw een plan zou indienen om 50 houten woningen te bouwen, daar geen toestemming voor gegeven zou worden. Een houtriike wonintr i's ech- ter anders. De heer Mr. Zeelenberg merkt op, dat, zoals de voorzitter al gezegd heeft, de gemeente indertijd het plan gehad heeft om hier een aantal oos- tenrijkse houten huizen te bouwen. Spreker heeft nu spijt als haren op zijn hoofd dat dit plan niet doorgegaan is. De Voorzitter wijst er op, dat indertijd geen geschikt terrein voor die wonmgen gevonden kon worden. De heer Mr. Zeelenberg meent dat er zeker wel plaats voor die wonin- gen te vinden zou zijn geweest. Spreker heeft nog spijt daaraan niet te hebben medegewerkt. De V oorzitter zegt, dat de heer Zeelenberg daaraan wel medegewerkt heeft. Het voorstel om die oostenrijkse woningen aan te schaffen is door de raad met algemene stemmen aangenomen. Noch spreker, noch het col- lege, noch openbare werken hebben echter een geschikt terrein kunnen

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1956 | | pagina 13