23 februari 1956.
114
dat een of andere stof in het gas voorkomt die in veel mindere mate moet
voorkomen, als gevolg van het niet voldoende reinigen van het gas. Haar-
lem moet op het ogenblik alle zeilen bijzetten om de gasvoorziening in
stand te houden. Daaronder lijdt wellicht de verzorging van het af te leve-
ren gas. Nu moet dat natuurlijk zo weinig mogelijk voorkomen, maar aan
de andere kant moet men toch ook weer billijk blijven. Het is zeer wel
mogelijk, dat op een moment de hoeveelheid de hoofdrol speelt en de kwa-
liteit daar een weinig onder moet lijden. Er is reeds een brief over deze
zaak ontworpen.
De heer Verspoor klaagt er over, dat vuilnisemmers meermalen onaf-
gedekt op straat geplaatst worden waardoor omwonenden veel hinder on-
dervinden van weggewaaid vuil. Spreker vraagt meer toezicht daarop.
Voorts vraagt spreker de aandacht voor kapotte afrasteringen. Spreker
noemt de afrastering van het r.k. kerkhof aan de Glipperweg waar het
gaas een halve meter over het trottoir uitsteekt.
De Voorzitter zal op de eerste klacht nog eens de aandacht vestigen.
Naar de tweede zal spreker een onderzoek instellen.
De heer Zegwaart vraagt of er geen aanleiding bestaat om eens een on-
derzoek in te stellen naar de brandstoffenpositie. Spreker zou in het bij-
zonder de aanwezige voorraad brandstoffen bij de scholen opgenomen wil-
len zien. Als er gebrek aan brandstoffen dreigt te komen, zou het beter
zijn om de lagere klassen van een aantal scholen te sluiten. De daardoor
uit te sparen brandstoffen zouden beter voor andere doeleinden aange-
wend kunnen worden.
De Voorzitter is bereid om dit te onderzoeken, doch vindt sluiting een
zeer emstige maatregel.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.
De secretaris, De voorzitter,
Open vuilnisemmers. Afrasteringen terreinen.
Kolenvoorziening.