120 5 maart 1956. raad geen communist meer werd gekozen, hetgeen in 1946, toen afzonder- liik werd opgetrokken, wel is getoeurd. Reeds daarom is deze combinatie in algemene politieke zin een heilzame geweest. Aan dit samengaan van beide partijen is op het punt van het te voeren beleid in de gemeentelijke politiek, natuurlijk een beslissing voorafgegaan. Gezien het feit echter dat de programma's van de A.R.partij en de C.H.U. ten aanzien van de ge- meentepolitiek geen grote verschillen aanwijzen, is het zeer wel mogelijk daarvoor een combinatie ad hoc te krijgen. Ook in Amsterdam is met één prot. chr. lijst uitgekomen en er zijn meerdere plaatsen in ons land waar dat mogelijk is. Spreker wil, na een ervaring van 7 jaren, er op wijzen, dat de samenwerking van de prot. chr. in de gemeenteraad wellicht homo- gener is geweest dan bij andere groepen en dat zonder dat op één fractie- iid enige stemdwang is uitgeoefend. Dat is nooit een kwestie van kunst en vliegwerk geweest, maar een zaak die organisch groeide. Bij de be- handeling van de begroting in 1950 is zeer uitvoerig over deze zaak ge- sproken. Zij is thans niet aan de orde. Op het ogenblik is alleen de kwestie aan de orde of zakelijk gezien de taak van het college van burgemeester en wethouders door de burgemeester en 3 wethouders kan worden ver- vuld. Sprekers antwoord daarop is bevestigend, al weet hij wel dat er enige moeilijkheden zijn. b.v. doordat de stem van de burgemeester, wan- neer de stemmenverhouding 22 is, prevaleert. Deze werkverdeling is vöör 1953 hier altijd de gebruikelijke geweest. Spreker wil nadrukkelijk naar voren brengen, dat de oplossing die men in 1953 gekozen heeft, sterk is beheerst geweest door de gedachte, dat ook voor een eminent man als de heer Disselkoen een plaats in het eollege moest worden ingeruimd waarbij men een volkomen open oog had voor het feit dat het niet aan- ging, waar de prot. chr. fractie in de raad sterker was dan de fraetie van de P.v.d.A., deze buiten het college te houden. Dit zijn de feitelijke om- standigheden die hierbij een rol hebben gespeeld. Spreker beschouwt de heer van Wijk als lid van de prot. chr. fractie. Wat in de landspolitiek een rol speelt en ook bij de Provinciale staten een rol moet spelen, gezien het feit dat de provinciale staten nu eenmaal een electoraal college is voor de leden van de Eerste Kamer, hoeft bij ons geen rol te spelen, omdat er tussen de A.R. en C.H.U. ideologisch een zeer sterke verwantschap bestaat. Spreker zal niet op alle kwesties die door de heer Reijnders naar voren zijn gebracht ingaan. Spreker wil nog alleen opmerken dat hij niet graag de mensen de kost zou willen geven die lid zijn van de A.R.partij en met behoren tot de Gereformeerde kerken en ook niet de leden van de Ge- reformeerde kerk de kost zou willen geven die in politicis lid zijn van de Chr Hist. Unie. Deze groepen lopen door elkaar heen, want het zijn geen kerkelijke partijen. En evenmin kan men zeggen dat de P.v.d.A. de ex- ponent zou zijn van wat er leeft in de arbeidende klasse. Wanneer spreker ziet hoeveel arbeiders georganiseerd zijn in de K.A.B. of het Chr. Natio- naal Vakverbond, wanneer spreker ziet hoeveel arbeiders uit deze bonden een politieke functie bekleden, dan is het toch wel een beetje veel gevergd om te geloven dat bij de K.V.P. of de Christelijke partijen het arbeiders- belang niet zou wegen. De heer Drs. Weijers wil zich in de eerste plaats aansluiten bij de woor- den die de heer van Bruggen aan de nagedachtenis van de heer Disselkoen heeft gewijd. Spreker acht het niet juist dat de heer Rerjnders ten aanzien van de heer Disselkoen heeft opgemerkt, dat waar deze ook stond, hij een pion van zijn partij was. Spreker wijst er op, dat zulks în deze raad niet het geval is geweest. Anders zou het ook niet mogelijk geweest zijn dat juist de partijen van christelijke huize hem zoveel lof hebben toegezwaaid voor zijn werk in het college.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1956 | | pagina 6