-
EB
Jffls'
5 maart 1956.
121
Wat de geschiedenis van de verdeling van de wethouderszetels betreft,
daarover kan spreker alleen meepraten voor zover het gebeurde in 1953
aangaat. Als jong broekje is spreker uitgenodigd om met de grote broers
een voorafgaande bespreking te hebben, Als jong broekje meende spreker
ook dat hij het misschien wel eens beter kon bekijken dan die oude rotten.
Maar toen men spreker mededeelde," dat 2 -(- 2 inderdaad 4 is, toen snapte
hij pas waar het over ging. Toen was inderdaad uitgemaakt, dat, in ver-
houding tot het aantal stemmen en het aantal zetels in de raad, de Prot.
chr. groep een wethoudersplaats toekwam. Spreker dacht niet anders dan
dat het aantal wethouders weer 3 zou zijn en dat dus de wethouder van
de P.v.d.A. zou moeten afvallen. Maar dat vond men toch geen oplossing,
omdat daardoor waarschijnlijk de teamgeest in het college en de raad wel
eens verloren zou kunnen gaan. Toen is spreker gaan rekenen waarbij hij
tot de conclusie kwam dat er dan 2 wethouders uit de K.V.P., 1 uit de
V.V.D. en 1 uit de Prot. Chr. groep zou kunnen worden benoemd. Nadat
spreker een voorstel in deze richting had gedaan, heeft de heer Verhoeven
gezegd, dat het er niet om ging om iemand uit de P.v.d.A. tot wethouder
te benoemen. maar dat men onder geen voorwaarde de heer Disselkoen
als wethouder wilde laten vallen. Spreker heeft zich daar toen niet bij
neer kunnen leggen, want hij was van mening, dat het niet in het belang
van de gemeente was om meer dan 3 wethouders te bekostigen. Spreker
heeft zich echter laten overhalen om zich, al protesterende, in de raad
neer te leggen bij de benoeming van 4 wethouders. De P.v.d.A. heeft het
dus aan de capaciteiten van de heer Disselkoen te danken dat deze toen
wethouder is geworden. Dat was dus een eer bewezen aan de persoon
Disselkoen. Nu vindt spreker het niet democratisch, dat de heer Reijnders
voor de P.v.d.A. die eer gaat omzetten in een recht. Als werkelijk uitge-
maakt moet worden wie die 4e zetel toekomt, dan is het zeker niet aan
de P.v.d.A. Met de heer Zeelenberg had spreker liever gehad dat het thans
gedane voorstel zonder meer was geaccepteerd. Spreker is niet van mening
dat hier beslist geen 4 wethouders noodzakelijk zijn. In de laatste jaren
toeh zijn, niet het minst door toedoen van de P.v.d.A., de bemoeienissen
van de overheidsorganen met het politieke en maatschappelijke leven
enorm toegenomen.
A1 acht spreker het dan niet noodzakelijk, hij acht het zeker wel wense-
liik dat er in Heemstede 4 wethouders zijn. Heeft een wethouder aan zijn
wethouderschap een bijna volle dagtaak, dan is de bezoldiging veel te
laag. Heeft hij een halve dagtaak dan kan hij trachten de andere helft
ook productief te maken. Daarom zou spreker geneigd zijn het voorstel
niet te accepteren. Spreker zal echter het voorstel van de heer Verhoeven
e.a. ondersteunen.
De heer Reijnders zegt, dat de heer Weijers hem in de mond heeft ge-
legd, dat spreker de heer Disselkoen beschouwde als een vooruitgeschoven
pion. Er is echter in het geheel niet gesproken over een pion.
Spreker wil er op wijzen< dat in een vooroverleg niet gesproken wordt
over piëteit en ook niet over een bepaalde persoon. In zo'n overleg vraagt
men om een wethouderszetel aan de hand van het aantal behaalde zetels
in de raad en het aantal behaalde stemmen bij de verkiezingen. De heer
Weijers heeft voorts beweerd, dat bij een aantal van 4 wethouders er 2
door een andere partij zouden kunnen worden opgeëeist. Dat zou 50
van het aantal wethouderszetels zijn. De K.V.P. bezet echter maar 6 zetels
in de raad, hetgeen nog steeds minder is dan 33 Zo bekljkt spreker dat.
Aan het begin van een zittingsperiode maakt men uit, uit welke par-
tijen de wethouders zullen worden gekozen, het aan de fracties overlatende
wie zij daarvoor aanwijzen. Dan wordt er niet gevraagd naar capaciteiten.
Spreker acht het een politiek fatsoen dat men zich aan gemaakte af-
spraken houdt.