133
29 maart 1956.
43. Presentiegeld voor leden van de stembureaux.
De Voorzitter deelt mede, dat de financiële commissie zich hiermede
kan verenigen.
De heer Reijnders is van mening, dat het gedurende 12% uur zitting
hebben in een stembureau, met 15,presentiegeld volkomen onderbe-
taald is. In de toelichting zeggen burgemeester en wethouders dat zij geen
aanleiding kunnen vinden in het uurbedrag verandering te brengen o.m.
uit overweging, dat dan de verhouding tot het bedrag per dag onjuist
zou worden. Spreker is van oordeel dat burgemeester en wethouders hun
mening slecht overwogen hebben, want uitgaande van f 1,50 per uur geeft
dat slechts een zittingstijd van 10 uur. Als een lid zich van 121 uur laat
vervangen en na 7 uur weggaat heeft hij f 15,verdiend. Voor de res-
terende uren moet dan echter een vervanger worden betaald. Sprekers
grootste bezwaar is, dat hiermede, al is het dan maar alleen in de loon-
berekening, weer de 10-urendag wordt ingevoerd. Spreker stelt dan ook
voor om de dag vast te stellen op 8 uur en het uurloon dus te bepalen
op van f 15,—.
De Voorzitter antwoordt, dat burgemeester en wethouders bij het be-
palen van het presentiegeld er van zijn uitgegaan, dat de zittingstijd voor
de stembureaux is verlengd. Burgemeester en wethouders menen dat hier
geen sprake is van loon, doch van een vergoeding voor een dienst die men,
naar de overtuiging van het college, als burger gaarne wil bewijzen. Stelt
men de zittingstijd op 12% uur per dag, zoals de heer Reijnders doet, dan
is dat een vergoeding van f 1,15 per uur. Burgemeester en wethouders
hebben gemeend voor degenen die in doorsnee als vervanger slechts korte
tijd zitting zullen hebben en die mogelijk uit hun werk moeten breken, een
hogere vergoeding te moeten vaststellen. f 1,50 per uur leek het college
redelijk.
De heer Reijnders zegt, dat burgemeester en wethouders dus op het
standpunt staan dat hier niet gesproken moet worden van loon maar van
een vergoeding. Dit betekent echter, dat een deel van de gemeentenaren
wordt uitgesloten om deze functie te vervullen. Als iemand in loondienst
is, dan is het wel degelijk mogelijk dat hij loon derft. De tijd dat dergelijke
functies niet door een ieder konden worden vervuld, is voorbij. Wij vinden
dat deze burgerplicht door alle burgers moet kunnen worden vervuld, De
laagst-bezoldigde gemeente-werkman zal deze functie niet kunnen waar-
nemen, omdat hij anders met zijn uurloon in het gedrang komt.
Het ontwerp-besluit wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming vast-
gesteld.
Mevr. van der Meulen-Houwer en de heren Reijnders en Verspoor ver-
zoeken aantekening dat zij geaeht wiilen worden te hebben tegengestemd.
XVII. VERGOEDING VOOR BIJZONDER LAGER ONDERWIJS MET
5-JAARLIJKSE AFREKENING OVER 1948 T/M 1952.
Het ontwerp-besluit is opgenomen in de gedrukte stukken onder volgno.
44. Vergoeding voor bijzonder lager onderwijs met vijfjaarlijkse afreke-
ning over 1948 t/m 1952.
De Voorzitter deelt mede, dat de commissie voor het onderwijs zich
hiermede kan verenigen.
Het ontwerp-besluit wordt zonder hoofdelijke stemming vastgesteld.