60
X5 mei 1956.
OVERZICHT EN DE DAARBIJ BEHORENDE TOELICHTING DER TE
VERLENEN UITKERINGEN BEDOELD IN ARTIKEL 5, le, VAN DE
VERORDENING ZIEKTEKOSTENVOORZIENING GEMEENTE-
PERSONEEL 1956.
Uitkeringen aan de deelnemers, behorende tot groep A.
1. Ziekenhuisverpleging.
2. Specialistische operatieve en
niet-operatieve hulp en bijko-
mende kosten in het zieken-
huis.
3. Niet-klinische specialistische
hulp.
4. Sanatoriumverpleging.
5. Ziekenvervoer.
6. Huisartsenhulp.
7. Genees- en verbandmiddelen
(alleen op medisch voorschrift)
8. Verloskundige hulp.
9. Medische kunst- en hulpmidde-
len (alleen op medisch voor-
schrift).
10. Uitwendige geneeswijzen.
11. Tandheelkundige hulp.
100% van de kosten van verple-
ging gedurende een onbeperkt
aantal dagen in de 2e klasse;
kinderen beneden de 16-jarige
leeftijd in de 3e klasse.
100% vergoeding van de kosten.
90% van de kosten en bijkomen-
de kosten.
100% vergoeding voor verpleging
in een eenvoudig sanatorium ge-
durende een onbeperkt aantal da-
gen.
80% van de kosten van vervoer.
85% van de kosten ingevolge uit-
geschreven nota's.
85% van de kosten ingevolge uit-
geschreven nota's.
ten hoogste 50,per geval.
80% van de kosten voor eenvou-
digste uitvoering.
90% van de kosten.
70% van de kosten, met dien ver-
stande, dat bij verstrekkingen
van kunsttanden de vergoeding
beperkt blijft tot 5,per ele-
ment. Kosten van regulatie van
gebitten 50%.
TOELICHTING OP HET VERMELDE ONDER DE NUMMERS 1 t/m 11.
I. Definities.
Voor de toepassing van het in het overzicht vermelde, wordt verstaan
onder:
a. ZIEKENHUIS: een in Nederland gelegen inrichting voor verpieging
en behandeling van zieken, waarin als regel specialistische en met
name ook operatieve huip wordt verieend.
b. SPECIALIST; een in Nederland gevestigde arts, die als specialist is
ingeschreven in het specialistenregister van de Kon. Ned. Mij tot be-
vordering der geneeskunst.