60
mei 1956.
bedrag van de pensioensgrondslag, of brj meer dan een betrekking
in dienst der gemeente, de som van de pensioensgrondslagen, dan
wel het bedrag, dat als pensioensgrondslag of de som van de pen-
sioensgrondslagen zou gelden, indien zij ambtenaar in de zin van
de Pensioenwet 1922, St. 240, waren;
2'e. ten aanzien van de deelnemers die waehtgeld op pensioen ge-
nieten, het bedrag van het bruto-wachtgeld of het met toeslagen
verhoogde bruto-ambtenaars- of weduwe- en wezenpensioen;
f. ziekenfonds: een algemeen ziekenfonds, bedoeld in het Ziekenfondsen-
besluit
g. instelling: de verzekeringsinstelling, bedoeld in artikel 14.
Artikel 2.
1. Ten behoeve van de ambtenaren in dienst der gemeente, wordt inge-
steld een regeling tot verzekering tegen kosten van geneeskundige
verzorging in verband met ziekte en ongeval.
2. Burgemeester en wethouders worden met de uitvoering van de rege-
ling belast.
3. Zij wijzen een ambtenaar aan, die namens hen met door hen te bepalen
gedeelten dier uitvoering wordt belast.
Artikel 3.
1. Deelnemers aan de regeling zijn:
le. de in artikel 1 sub a bedoelde ambtenaren
2e. de sub 1 bedoelde ambtenaren, die de dienst der gemeente door
op wachtgeldstelling of pensionnering verlaten en tot dat tijdstip
deelnemer waren, mits zij binnen een maand na dat tijdstip bur-
gemeester en wethouders schriftelijk hebben medegedeeld dat zij,
onder volledige aanvaarding van de regeling, deelnemer wensen te
blijven;
3e. de voor weduwepensioen in aanmerking komende weduwen van
de sub 1 en 2 bedoelde personen, zo deze deelnemer waren en
voorzover die weduwen geen aanspraak maken op geneeskundige
verzorging ingevolge een wettelijke regeling, mits zrj binnen een
maand na het overlijden van hun echtgenoot burgemeester en wet-
houders schriftelijk hebben medegedeeld, dat zrj, onder volledige
aanvaarding van de regeling, deelnemer wensen te worden.
2. Geen deelnemers zijn zij, die het verlangen daartoe in de vorm van
een schriftelijke verklaring aan burgemeester en wethouders te ken-
nen geven. Een verklaring als hiervoren bedoeld kan worden inge-
trokken. Hij die de verklaring heeft ingetrokken, is in het indienen
van een nieuwe verklaring niet ontvankelijk, tenzij op redelijke gron-
den wordt aangetoond, dat het opnieuw indienen van een verklaring
gerechtvaardigd is.
Artikel 4.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd andere groepen van ambte-
naren dan die vermeld in artikel 3, alsmede personeel bij gemeentelijke
instellingen of semi-gemeentepersoneel, ten opzichte van deze verorde-
ning met deelnemers gelijk te stellen. Aan hun besluit tot gelijkstelling
van een of meer dezer groepen kunnen burgemeester en wethouders voor-
waarden verbinden.