60
mei 1956.
a. bij zwangerschap en bevalling na het verstrijken van 270 dagen
na het tijdstip van aanvang van het deelnemerschap. Het bepaalde
in de vorige zin geldt niet met betrekking tot het recht op uitke-
rmg wegens ziekenhuisverpleging en speeialistische behandeling
ten aanzien van een zwangere, die op het tijdstip van aanvang van
het deelnemerschap overlegt een verklaring van de controlerend ge-
meente-arts, waaruit blijkt, dat op dat tijdstip de ziektegeschiede-
nis geen aanleiding geeft tot bijzondere bemerkingen;
b. voor sanatoriumverpleging na geschiktbevinding, blijkende uit een
door de controlerend gemeente-arts ingesteld geneeskundig onder-
c. voor alle andere ziekten, met uitzondering van die uit hoofde van
een ongeval, na een tijdvak van 30 dagen na het tijdstip van aan-
vang van het deelnemerschap.
2. De deelnemer, uitzicht hebbende voor zich en zijn gezin op verstrek-
kingen bedoeld in artikel 5, onder 3e, die overeenkomstig het bepaalde
in artikel 10, 3e lid, aanspraak krijgt op vergoeding van kosten als
bedoeld in artikel 5, onder 2e, zal, voorzover betreft het recht op ver-
goeding van sanatoriumverpleging, ten aanzien van een reeds lopend
geval niet in een financieel gunstiger positie komen te verkeren, dan
hij had bij het uitzicht hebben op eerstbedoelde verstrekkingen.
Artikel 12.
1. De omvang van de geneeskundige verzorging en behandeling en de
uitkeringspercentages, bedoeld in artikel 5, onder le, alsmede de lijst
van vergoedingen en kosten, bedoeld in artikel 5, onder 2e, zoals een en
ander is omschreven in het overzicht van de te verlenen uitkeringen
en de lijst van vergoedingen, stellen burgemeester en wethouders in
de maand december van ieder jaar voor het daaropvolgende jaar vast.
Hetgeen ingevolge de eerste voizin wordt vastgesteld zal tot 1 juli
1959 niet minder gunstig zijn voor de ambtenaar dan datgene wat is
vastgesteld voor het jaar 1956.
2. Hetgeen voor geneeskundige verzorging als zodanig voor het jaar 1956
zal gelden, is op de bij deze verordening behorende bijlagen vermeld.
Artikel 13.
1. De uitkeringen, bedoeld in artikel 5, onder le, alsmede de vergoedin-
gen bedoeld in artikel 5, onder 2e, worden door burgemeester en wet-
houders rechtstreeks verstrekt.
2. Behoudens het bepaalde in het derde lid, wordt geen uitkering toe-
gekend en geen vergoeding van kosten verleend, wanneer de deel-
nemer uit andere hoofde aanspraak kan doen gelden op vrije genees-
en heelkundige behandeling. Indien deze aanspraak niet leidt tot ver-
goeding van gemaakte kosten, zullen de rechten krachtens de rege-
ling onverkort van kracht blijven.
3. Wanneer de in het tweede lid bedoelde aanspraak geringer is dan die
ingevolge deze regeling, wordt de uitkering of de vergoeding van kos-
ten verieend tot een bedrag, geiijk aan het verschil van beide aan-
spraken.
i. In gevallen, waarin de ziekte of het ongeval door eigen schuld of toe-
doen is veroorzaakt, of waarin de deelnemer en/of zijn gezinsleden
zich niet houden aan de ingevolge de regeiing gegeven voorschriften,
zijn burgemeester en wethouders bevoegd te beslissen, dat geen aan-
spraak op uitkering of vergoeding van kosten bestaat.
5. Indien de uitkering of vergoeding van kosten het gevolg is van een
ongeval waarvan de geldelijke gevolgen door verzekering of wetteiijke