25 mei 1956 161 tuigende üiteenzettingen. Daar waren veel bekende elementen in, maar ook was er wel wat nieuws. Eenstemmigheid bestond over het onbevredi- gende van de interimregeling. Meermalen is in de raad de wens geuit om hiervoor een definitieve regeling in de plaats te stellen. Het college heeft gemeend deze aandrang te moeten volgen, voor zover deze aandrang nog nodig was. Enkele sprekers hebben er hun verbazing over uitgesproken, dat het college, ondanks een afwijzend advies van de commissie van overleg, nochtans met dit voorstel is gekomen. Als antwoord hierop wil spre- ker er op wijzen, dat de adviezen wel altijd zeer worden gewaardeerd, maar dat het toch adviezen blijven terwijl de raad beslissingen neemt. Een ander motief van het college om met dit voorstel te komen was daarin gelegen, dat onder de afwijzers van dit voorstel, voor zover betreft diege- nen die bij voorbaat hadden laten weten of te kennen hadden gegeven dat zij het met het voorstel niet eens waren, geen eenheidsfront viel te ontdekken. Het staat naar de mening van het college eigenlijk zo, dat voor dit voorstel, naar zekere peilingen, nog de meeste voorstanders te vinden zouden zijn, waarmede nog niet gezegd is dat dit een meerder- heid zal zijn. Zij die met dit voorstel niet akkoord gaan vormen dus geen eenheid. Er is een groep die zich op het standpunt stelt om, strevende naar een eenheid, af te wachten wat de regering doet en zolang de interimregeling te handhaven, terwijl er een groep is die aansluiting bij een IZA-regeling voorstaat. Burgemeester en wethouders zijn met dit voorstel gekomen omdat zij ten eerste meenden dat het voor de ambte- naren het beste was, maar bovendien verwachtten zij dat de grootste samengestelde groep in deze raad vôôr dit voorstel zou zijn. Dat burge- meester en wethouders met dit voorstel zijn gekomen is dus niet een zekere koppigheid of tegen adviezen in willen gaan, maar gegrond op een zuiver praktisch motief, een motief dat wel hout snijdt. Inmiddels is gebleken dat een vertegenwoordiger van één groep uit het georganiseerd overleg op zijn ingenomen standpunt in de vergadering van het g. o. is teruggekomen, en verklaard heeft, dat, als hij weer moest stemmen, hij vôôr het voorstel van burgemeester en wethouders zou stemmen. De heer Zegwaart heeft gezegd dat het voor de ambtenaren een ramp zou zijn als dit voorstel zou worden aangenomen. Daten we echter nuch- ter blijven in deze dingen. Hier is sprake van 2 regelingen die ieder voor zich het wel zouden doen en die geen van beiden voor de ambtenaren een ramp zouden betekenen als ze werden ingevoerd. De heer Verhoeven vond een keuze erg moeilijk omdat van beide syste- men veel goeds is gezegd. Toch zal hij zich niet achter het voorstel van burgemeester en wethouders stellen. Als de zaken zo staan zou men naar sprekers mening zich moeten afvragen wat de betrokkenen zelf willen en spreker gelooft dat men het daarover wel eens zal kunnen zijn dat die betrokkenen deze regeling wensen boven de IZA-regeling. Spreker geeft de heer Zegwaart toe dat een direkt voordeel in de zgn. Haarlemse regeling nog niet beslissend mag zijn wanneer men grote ge- varen op de acherkrond ziet. De heer Zegwaart zal dan, met verant- woordelijkheid hem eigen, voor de ambtenaren moeten kiezen wat hem in de toekomst het beste voorkomt. Spreker heeft de moeite genomen om de beraadslagingen over ditzelfde onderwerp in de Haarlemse raad eens na te gaan, want spreker kon de houding van de P.v.d.A. hier niet begrijpen die in Haarlem toch zo'n groot voorstandster van het Haarlemse voorstel bleek te zijn. In 1954 heeft men in Haarlem willen afwachten wat ten aanzien van de ziektekosten lande- lijk zou gebeuren. Toen werd al verondersteld dat in dat jaar nog een of ander voorstel van regeringszijde zou komen, van welk optimisme men inmiddels al genezen is. Toen het voorstel van burgemeester en wethou- ders in 1955 weer in de raad werd gebracht, heeft de woordvoerder van

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1956 | | pagina 13