172
25 mei 1956
De heer Mr van Wijk, wethouder, zegt,, dat het college, voor zoveel
nodig, de wenk van de heer Verspoor ter harte zal nemen. Het onderhoud
zal nooit goedkoper zijn dan wanneer men het tijdig verricht. Laat men
het onderhoud oplopen dan is dat niet een optelling van uitgaven die
men anders in successie had moeten doen, maar waarschijnlijk een
kwadraat van die uitgaven.
De kritiek die spreker in de woorden van de heren Zegwaart en Brink
vemeemt, is z.i. niet billijk, want er is maar één voldongen feit waarvoor
het college en de raad staan, nl. dat de kleine gashouder op invallen staat.
Maar als men dan over herstel gaat spreken, zal men moeten gaan vragen
wat dat kosten gaat. Men kan er een slag naar slaan maar men kan ook
prijsopgave vragen. Door de Gasstichting is voor het werk een bestek ge-
maakt, waarna een paar grote firma's op dit gebied een prijsopgave
hebben ingezonden. Er is niet gezegd dat de laagste inschrijver het werk
ook zou krijgen. Het is dus geen aanbesteding geweest. Alleen heeft de be-
doeling voorgezeten om zo gedocumenteerd mogelijk met een voorstel bij
commissie en raad te kunnen komen. Wat had spreker volgens de ge-
noemde heren moeten doen Hij had moeten voorstellen om de gashouder
te repareren. Als men hem zou vragen wat dat moet kosten, dan zou hij
hebben kunnen antwoorden, ik heb zo gedacht van f 200.000,Het is
toch veel logischer om eerst prijsopgave te vragen! De raad kan nu b.v.
het krediet beschikbaar stelllen en eisen dat er een algemene aanbeste-
ding wordt gehouden. Het zou naar sprekers mening een duur besluit zijn,
maar de raad is in geen enkel opzicht gedwongen. Als het gevraagde
krediet verleend wordt, kan met dit krediet krachtens verkregen inlich-
tingen, zijnde prijsopgaven, de reparatie gebeuren. Meent de raad dat
er eerst aanbesteding moet worden gehouden dan zal spreker over 2
maanden waarschijnlijk om een verhoging van het krediet van f 10.000,—
of 20.000,komen. Naar sprekers mening is wat gebeuren moest in de
juiste volgorde gebeurd. Hier is niemand in te kort gedaan.
De heer Zegwaart herinnert er aan, dat in de raad herhaaldelijk het
verlangen is kenbaar gemaakt om, als het enigszins mogelijk is, een
openbare aanbesteding te houden. In sommige gevallen heeft de raad er
zich mede akkoord kunnen verklaren dat er een onderhandse aanbeste-
ding plaats vond, zij het dan onder bepaalde voorbehouden. Nu gaat men
al zo ver dat men een onderhandse aanbesteding gaat houden voor dat
de zaken in de commissies en in de raad aan de orde zijn. Spreker wil er
voor waarschuwen dat men hoe langer hoe verder op dat hellende vlak
afglijdt.
De heer Mr van Wijk, wethouder, zegt, dat aanbesteding pas zal kun-
nen gebeuren als het besluit van de raad gevallen is. Zegt de raad, laat
de gashouder maar in elkaar vallen, dan is de zaak af.
De heer Brink vindt de gemaakte opmerking toeh wel juist. Wanneer
dit krediet wordt verleend, wordt het werk, volgens mededeling van de
wethouder in de commissievergadering, aan degene die de laagste prijs-
opgave indiende, gegund. Dat staat volgens spreker gelijk aan een aan-
besteding.
De heer Mr van Wijk, wethouder, wijst er op, dat nooit meer een lagere
prijsopgave zal worden verkregen.
De heer Brink meent dat prijsopgave had moeten worden gevraagd
met de mededeling dat de firma's ook mochten inschrijven.
De heer Mr van Wijk, wethouder, zet uiteen dat men bij een aanbeste-
ding het werk moet gunnen aan degene die voor de laagste prijs inschrijft,
tenzij men gemotiveerd kan zeggen waarom geen gimning plaats zal vin-