156 25 mei 1956 heeft opgezet. Het is echter een gevaarlijk optimisme geweest. Dit bleek uit het gebrek aan deskundigheid dat aan de opzet ten grondslag heeft gelegen. De kern van de moeilijkheden die nu naar voren komen bij de IZA-regelingen zit in de fout die in het begin gemaakt is. Die fout hebben de particuliere verzekeringsmaatschappijen niet gemaakt. Deze zijn, toen Haarlem als eerste aanvraagster kwam, gaan uitrekenen wat een ambte- naar gemiddeld kost aan ziekenhuisverpleging, aan specialistenhulp, aan doktershulp en welke invloed daarop het algemeen niveau heeft van de zie- kenhuistarieven, de specialistentarieven en de grootte van de gezinnen. Dit zijn de factoren die iedere keer weer als een aanvrage bij dit bureau binnenkomt, de grondslag vormen voor het bepalen van de premie. Daar- door komt het ook, dat aan gemeenten die tot nu toe een aanvraag hebben ingediend, verschillende premies zijn opgegeven. Het toeval kan daarbij ook een rol spelen. Zo kan het voorkomen, dat door de samenstelling van het ambtenarencorps van een bepaalde gemeente, de gemiddelde pensioens- grondslag in die gemeente hoog ligt. Wanneer die gemeente dan niet is een gemeente met exorbitant hoge ziekenhuis- en specialistentarieven, dan ligt de premie van het bureau lager dan de 4% die het IZA vraagt, want 4% van een hoge pensioensgrondslag komt relatief hoog uit. Deze methode van premie-berekenen maakt ook, dat bij dit bureau niet die onrechtvaardigheden ontstaan die de IZA-regelingen ieder voor zich in zich bergen. Deze onrechtvaardigheden zijn van drieërlei aard. Voor de premieopbouw van het bureau der verzekeringsmaatschappijen wordt voor iedere gemeente als grondslag genomen het tarief van ziekenhuis- kosten en specialistenhulp in haar gebied. Men begrijpt dat, om twee heel scherpe tegenstellingen te noemen, deze tarieven in Den Haag heel anders liggen dan b.v. in Tietjerksteradeel. Het platteland maakt op dit punt een enorm verschil uit met de stad. Het bureau vindt het dan ook juist, dat het platteland minder betaalt dan de stad. In de IZA-regeling betaalt echter het platteland mee voor de dure tarieven van de stad, want men betaalt overal 4% en die zijn nodig omdat in de kosten die betaald moe- ten worden de hoge tarieven van de grote plaatsen verwerkt zijn. Als tweede punt noemt spreker, dat in de regeling van het bureau de ambtenaren worden gesplitst in 2 groepen, boven en beneden een be- paalde inkomengrens. Boven die inkomengrens ontvangt men voor zie- kenhuisverpleging 2e klas 100% en beneden die grens voor ziekenhuis- verpleging 3e klas 100%. Bij het IZA mogen allen kiezen tussen 100% 3e klas en 90% 2e klas. De wat hoger geclassificeerde ambtenaar zal steeds in de 2e klas willen liggen. De gemeente-arbeider zal wanneer dit niet gaat om'gevallen van heel ondergeschikte aard, (waarbij 10% bijpas- sen hem niet veel kost) in de 3e klas gaan, waar hij aan gewend was en hij zich ook best thuis voelt. Nu is het echter onjuist om er van uit te gaan dat 90% 2e klas gelijk mag worden gesteld aan 100% 3e klas. Als men zegt dat dit 2 vergelijkbare grootheden zijn dan maakt men een technische fout, omdat 90% tweede klas veel meer is dan 100% derde klas. Het premieverschil tussen een hoge en lage ambtenaar dat ontstaat door het salarisverschil is niet voldoende om het verschil in de kosten bij te passen. Men kan dus zeggen dat de kleine man meebetaalt in de kosten van ziekenhuisverpleging van de hoger gesalariëerden en dat is ook een onbillijkheid. Er is nog een derde onbillijkheid bij het IZA. De opzet is zodanig, dat tekorten worden omgeslagen over de aangesloten gemeenten. Het onver- antwoorde optimisme dat aan de opzet ten grondslag heeft gelegen, heeft er toe geleid dat er in Limburg in 2 jaar tijd een tekort was van f 110.000,De heer Zegwaart noemt voor Noord-Brabant voor 1 jaar een dergelijk cijfer. Het is bovendien bekend dat ook Gelderland in 1 jaar tijd een tekort heeft van omstreeks 110.000,—. Deze tekorten worden over de gemeenten omgeslagen. Dat betekent dus dat de gemeente straks op

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1956 | | pagina 8