28 juni 1956
180
vuur van mijn rede bij het bestrijden van dit voorstel te ver laten gaan.
Ik heb n.l. Uw werkkracht en werklust ten onrechte te veel in twijfel
getrokken en U daarmede ten onrechte in het publiek gediskwalificeerd.
Dit wordt door mij thans uitermate betreurd en daarom bied ik U mijn
welgemeende verontschuldiging aan en zal gaarne van U vernemen of
deze door U wordt aanvaard."
De Voorzitter dankt de heer Reijnders voor deze verklaring. Spreker
zegt de aangeboden verontschuldiging zeer gaarne te aanvaarden.
In afwijking van de agenda stelt de Voorzitter voor, om voor de heer
van Houten, gedurende diens ziekte, een plâatsvervanger te benoemen.
Spreker stelt dit voor omdat de vakanties aanstaande zijn en mogelijk
moeilijkheden zouden rijzen ten aanzien van de besluitvorming en andere
door het college te verrichten handelingen.
Spreker nodigt de heren Dijkstra en Hopstaken uit met hem het
bureau van stemopneming te vormen.
De heer Mr. Zeelenberg betreurt het dat het nodig is dat voor onze
vriend van Houten een vervanger moet worden gekozen. Zoals reeds door
de voorzitter is gezegd, leven wij allemaal met hem mee. Spreker hoopt
dat de afwezigheid van onze vriend van Houten niet al te lang zal duren.
Niettemin is spreker het met de voorzitter eens, dat het noodzakelijk
is iemand uit de raad te kiezen die in staat zal zijn het werk van de heer
van Houten in de komende maanden op te vangen. Het is een goed gebruik
dat uit de fractie waaruit de afwezige stamt, een vervanger wordt ge-
kozen. Spreker zal het op prijs stellen wanneer de raad als zodanig
mevrouw van Nispen zal kiezen, die bereid is deze vervangende taak op
zich te nemen.
Uit de gehouden stemming blijkt, dat mevrouw van Nispen met algemene
stemmen tot vervangster van wethouder van Houten, voor de tijd van
diens ziekte, is gekozen.
Om de reeds eerder genoemde redenen stelt de voorzitter, in overleg
met het senioren-convent, voor, om thans ook over te gaan tot het ver-
kiezen van een vaste plaatsvervangende wethouder.
Voor de heer Zegwaart staat het niet vast of de gemeentewet toelaat
dat naast een plaatsvervangende wethouder een waarnemende wethouder
kan worden gekozen. Spreker wijst er op, dat in de toelichting op artikel 96
der gemeentewet staat, dat het vrijstaat bij voorbaat een vaste plaats-
vervangende wethouder aan te wijzen.
Spreker heeft er toch wel bezwaar tegen op zo'n heel korte termijn
hierover een beslissing te moeten nemen, omdat de zaak voor hem nog
niet duidelijk is. Terecht is nu een plaatsvervanger van de heer van Houten
uit de fractie van de V.V.D. gekozen, maar spreker betwijfelt of het moge-
lijk is, indien uit een van de andere fracties de wethouder zou wegvailen,
of dan uit die fractie ook de plaatsvervanger zal komen. Spreker vindt
het veel te riskant om, zonder dat bekend is of die figuur mogelijk is,
hier over te stemmen.
De heer Mr. Dr. van Bruggen meent dat de jongste wijziging van
artikel 96 der gemeentewet juist ten doel heéft gehad om deze figuur
mogelijk te maken. Waar dit het geval is heeft spreker tegen het voorstel
van de voorzitter geen enkel bezwaar. Wel acht spreker het logisch dat,
indien onverhoopt een van de wethouders afwezig zou blijven, zoals thans
het geval is met de heer van Houten, dat ook daarvoor een tijdelijke
wethouder wordt gekozen om een zeker evenwicht in het college van
burgemeester en wethouders te bewaren. Het voorstel van de voorzitter
beoogt echter een plaatsvervangend wethouder te doen invallen indien door
tijdelijke afwezigheid het quorum niet in het college aanwezig zou