fl 30 augustus 1956. 224 dat de tijd aanbreekt dat de gemeente zich niet alleen op onderwijsgebied maar ook op ander gebied grotere uitgaven zal kunnen veroorloven. Die tijd breekt nooit aan! Men moet alleen zeggen dit of dat is nu nodig. De heer Drs. Weijers zegt, dat zijn bewering dat de kosten per leerling thans in verhouding lager zijn dan vroeger wel juist is, als men dus be- paalde uitgaven neemt. Dat onderwijzers met oogkleppen zouden lopen valt wel mee. Zij rede- neren alleen zo, dat wat aan de jeugd besteed wordt aan de maatschappij besteed is, met als gevolg een gezonde jeugd, een gezonde maatschappij. De heer Scheer deinst, nu het voorstel van de heer Zeelenberg is ver- worpen, er voor terug om zich aan de zijde van mevr. van der Meulen te scharen. Zou men de helpsters handhaven, dan bindt men zich toch eigen- lijk wel voor de toekomst. Men zal spreker misschien tegenwerpen dat een dergelijk besluit over 1 of 2 jaar weer herzien kan worden, maar nu er zo uitvoerig over deze zaak gesproken is gelooft spreker niet, dat een der raadsleden noch burgemeester en wethouders de moed zullen hebben hier- op nog eens terug te komen. Spreker zal dan ook zijn stem aan punt a geven. De Voorzitter wil er nog eens op wijzen, dat de schoolbesturen volkomen hebben erkend dat de beweegredenen die aan het voorstel van burgemees- ter en wethouders ten grondslag liggen, juist zijn. Zij betreurden het dat het kleuteronderwijs moest worden beperkt maar juichen de aanstelling van boventallige onderwijzers ten zeerste toe. Spreker wil mevr. van der Meulen aan het eind van dit debat volmondig toegeven dat er een leemte in de kleuteronderwijswet zit. S'preker deelt mede, dat de Vereniging van nederlandse gemeenten de minister een re- quest heeft doen toekomen waarin gewezen wordt op het feit, dat het een groot gemis in de kleuteronderwijswet is dat de helpsters niet voor ver- goeding in aanmerking komen, met dringend verzoek daarin te voorzien. Spreker verwacht dat de kleuteronderwijswet binnenkort wel weer op de helling zal komen. De heer Mr. Zeelenberg vraagt wat het gemeentebestuur dan gaat doen als dat door gaat. Wil het dan vergoeding hebben voor diensten die niet nodig zijn De Voorzitter wijst er op, dat hij nooit gezegd heeft dat de diensten die de helpsters aan het kleuteronderwijs bewijzen niet nodig zijn. De helpsters zijn echter z.i. niet zö nodig als de aanstelling van boventallige onder- wijzers. De heer Mr. Zeelenberg concludeert dat het dus zo is, dat in de periode dat de gemeente het kleuteronderwijs zelf betaalde burgemeester en wet- houders bereid waren de helpsters, die niet zo verschrikkelijk nodig waren, zelf te betalen, terwijl burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat, nu het rijk een deel van het kleuteronderwijs betaalt deze helpsters van de baan moeten en weer op de baan kunnen komen zodra het rijk ze zou betalen. De Voorzitter antwoordt, dat de helpsters niet zö nodig zijn als de boven- tallige onderwijzers. Spreker heeft nooit het belang van de helpsters ontkend. Mevr. van der Meulen vraagt of het dan zo erg is, nu de kleuteronder- wijswet toch op de helling staat, dat de helpsters nog een paar jaar wor- den gehandjaaafd Dan wordt het kleuteronderwijs in die tussentijd ook niet verbrokkeld. De Voorzitter zegt, dat mevrouw van der Meulen in eerste instantie

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1956 | | pagina 15