229
30 augustus 1956.
De ene keer eist men als candidaat huurder iemand uit Heemstede de
andere keer, als er een candidaat uit Heemstede is, wordt er gezegd we
hebben iemand uit Haarlem of uit Sneek.
Iemand poogde voor zijn ouders die vreselijk eng behuisd waren woon-
ruimte te bemachtigen, maar hoewel het hier, zij het een klein, gezin be-
trof, kwam hij niet in aanmerking. De woonruimte werd aan een ambte-
naar die op dat moment nog niet eens getrouwd was en buiten de ge-
meente woonde, toegewezen.
Een hoofdambtenaar uit deze gemeente moest tout prix een bepaald
huis hebben. Er was geen ruimte voor iemand anders in dat huis.
Een moeder en dochter verlieten, omdat de dochter een betrekking in
Volendam kreeg, hun eigen huis. De dochter heeft deze betrekking weer
opgezegd, maar moeder en dochter mochten niet meer in het leegstaande
huis terugkeren.
Iemand die op een zolder aan de Herenweg woonde werd toegezegd dat
hij, eenmaal getrouwd zijnde, wel een ruimere woning zou krijgen. Tot nu
toe is dat niet gebeurd. De mogelijkheid daartoe heeft bestaan omdat zijn
moeder intussen overleed en daardoor woonruimte vrij kwam, maar weder-
om werd een ander uitverkoren.
Spreker zou natuurlijk in allerlei details kunnen treden, maar het
moment lijkt hem daar niet gunstig voor, Spreker vraagt alleen aan bur-
gemeester en wethouders om wel in het oog te houden, dat op het ogen-
blik de mare door Heemstede loopt dat er bij het toewijzen van woon-
ruimte met grote willekeur te werk wordt gegaan. Ook heeft spreker het
woord bereikt, hij zal het noemen hoewel hij het voorlopig niet onder-
schrijft, dat er een terreur heerst. Dat zijn de dingen die spreker bijna
dagelijks moet horen nadat hij over deze zaak in de vorige vergadering
heeft gesproken.
Spreker vraagt aan burgemeester en wethouders hem de toezegging te
doen dat deze zaak op haar merites bekeken zal worden en dat er van de
zijde van burgemeester en wethouders naar gestreefd zal worden dat niet
meer willekeurig te werk zal worden gegaan bij het toewijzen van wonin-
gen doch dat er een bepaalde lijn in zal komen.
De heer Reijnders gelooft, dat als het de heer Scheer werkelijk ernst
met deze dingen is, hij beter gedaan zou hebben deze gevallen niet in zijn
algemeenheid wereldkundig te maken doch het dossier in handen van bur-
gemeester en wethouders had moeten stellen, omdat zij uiteindelijk ver-
antwoordelijk zijn voor de gang van zaken bij de huisvesting. Dan zou de
heer S'cheer veel meer effect bereikt hebben voor zijn cliënten.
De Voorzitter meent dat tegen het betoog van de heer Scheer een uiter-
mate dringend en dwingend protest van de zijde van burgemeester en wet-
houders moet worden aangetekend. Spreker heeft zich aan het gesprokene
door de heer Scheer in de vorige vergadering ontzettend geërgerd. De
voorzitter heeft toen reeds geprotesteerd, maar spreker meent nu nog
eens te moeten zeggen dat het van de heer Scheer volkomen fout was om
het onpersoonlijke woord ,,huisvesting" te gebruiken terwijl hij daaraan
toevoegt: „dit wil niet zeggen dat het speciaal aan de commissie of aan
burgemeester en wethouders ligt." Hieruit kan men de gevolgtrekking
maken dat het dus aan de ambtenaren ligt. Deze doen echter als zodanig
voortreffelijk werk. In de vorige vergadering heeft de heer Verhoeven o.a.
gezegd, dat de menselijke kant van de zaak voor de ambtenaren en hen
die met de huisvesting te maken hebben niet meer ten volle weegt. De
mensen die dagelijks voor deze problemen staan houden juist wel in alle
opzichten rekening met de menselijke kant van de zaak. Juist omdat er
lijn in de toewijzing van woningen zit kan men op een zeker ogenblik wel
eens de menselijke kant niet het volle pond geven. Het gaat dan ook niet
aan om deze mensen in een openbare raadsvergadering een hak te zetten.