213 30 augustus 1956. de bewaarscholen zowel ten opzichte van de huisvesting- van de kleuters als van de leiding verbetering ondergingen, kwam men tot de slotsom dat het kind dat deze verbeterde bewaarschool bezocht toch een zekere voor- sprong had op het kind dat deze school niet bezocht. Ook in kringen waar de sociale noodzaak niet bestond, g'ing men er langzamerhand toe over °m de kinderen van het bewaarschoolonderwijs te laten profiteren. Dat komt door het feit dat de kleuterschool iets heeft te bieden wat men thuis niet kan bieden. Het over de sociale noodzaak van de kleuterscholen hebbende, wil spreekster er op wijzen dat de sociale noodzaak in de tegenwoordige tijd eigenlijk uitgebreid is. Spreekster denkt hierbij aan de woningnood, waar- door er, in verband met de kleine ruimte waarover vele gezinnen slechts beschikken, heel weinig plaats voor de kleuter is om zich uit te leven. Vroeger konden de kinderen op straat spelen, hetgeen nu door het moderne verkeer onmogelijk is gemaakt. Moeders die vroeger huishoudelijke hulp hadden en daardoor iets meer tijd hadden om zich met de jongere kinde- ren te bemoeien, kunnen dit door gebrek aan huishoudelijke hulp thans °°k niet meer doen. Een belangrijke factor is ook, dat veel gehuwde vrou- wen een hele of een halve dagtaak buitenshuis hebben aanvaard, niet al- leen omdat ze dit zelf willen, maar ook omdat de maatschappij dit vraagt en deze krachten nodig heeft. De praktijk wijst uit, dat iedere leidster heel erg bezet is met het be- moederen van de haar toevertrouwde kleuters. Ze heeft leiding te geven aan een heel klasje, maar deze leiding wordt telkens onderbroken door bepaalde kleutermoeilijkheden, zoals toezicht bij het gebruik van de toilet- ten, een onpasselijk kleutertje, een kindje dat naar huis gebracht moet worden omdat het zich niet goed voelt, een kindje dat een huilbui krijgt omdat het heimwee naar huis heeft en getroost moet worden. Ook het gadeslaan van het gedrag van de kinderen en de manier waar- op zij reageren vraagt zeer veel van de leidsters. Voorts moet de leidster niet alleen de kinderen kennen maar ook het milieu waaruit zij voort- komen. Daarvoor zal zij de gezinnen moeten bezoeken. Wanneer men aanneemt dat er 20 kinderen per leidster zijn, hetgeen veel minder is dan de werkelijke bezetting per klas in Heemstede, en men neemt aan dat zij 2 gezmnen per week bezoekt, dan vergt dat nog veel tijd. Bovendien is het gewenst dat de leidster eens een wandelingetje met de kleuters maakt. H°e stelt men zich voor dat zij daarvoor de verantwoording kan dragen als zij met 33 kleuters alleen op weg gaat Burgemeester en wethouders doen in hun voorstel een beroep op de wet op het kleuteronderwijs. Spreekster verwacht echter stellig dat de rege- ring, deze op zeer korte termijn zal wijzigen in een gunstiger regeling. Maar waarom zal Heemstede dan nu terug gaan schakelen op een veel mmder goede voorziening dan thans geldt? Spreekster heeft daar zeer grote bezwaren tegen en hoopt dat vele leden het met haar eens zulien zijn dat deze stap terug niet moet worden ondernomen. Spreekster wil er voorts op wijzen dat Heemstede in samenwerking met andere gemeenten een streekschool voor de opleiding van kleuteronder- wijzeressen heeft gesticht, omdat men behoefte had aan een groter aantal leidsters. Het gaat nu om meisjes die deze streekschool bezocht hebben en in het bezit zijn van het diploma A. Meisjes die voor hun vak voelen zullen echter volledige bevoegdheid willen hebben en dus willen studeren voor diploma B. Willen zij deze cursus bezoeken dan zullen zij in deze om- geving toch een betrekking moeten hebben. Het betreft hier n.l. over het algemeen de meisjes die alleen hun studie kunnen voortzetten als zij een salaris verdienen. Het grootste getal van deze meisjes is dan ook haar opleidmg begonnen in het vertrouwen dat ze na het behalen van het di- ploma A ook in staat worden gesteld tot het behalen van het diploma B' door het aanvaarden van een betrekking aan scholen in de gemeenten die

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1956 | | pagina 4