30 augustus 1956.
218
maal geen bezwaar om boventallige leerkrachten te benoemen. Spreker
gelooft niet dat de heren nog weten dat het onderwijs van tegenwoordig
heel iets anders is dan dat van toen zij op de schoolbanken zaten. Spreker
is van mening dat een klas van 28 leerlingen voor een lagere school het
maximum zal moeten zijn. Alleen de uitstekende leerlingen kunnen in
klassen van 46-50 kinderen van het onderwijs profiteren. De anderen zijn
aan zichzelf overgelaten en kunnen het waarschijnlijk net zo goed leren
bij moeder thuis. Iemand die klassen van meer dan 30 leerlingen voor-
staat, hoort in onze moderne maatschappij niet meer thuis. Dat is iemand
die door onderwijzers beulenwerk laat verrichten. Daarom is spreker zeer
verheugd dat het nu mogelijk wordt om 13 14 boventallige onderwijzers
te benoemen, waardoor veel meer aandacht aan de kinderen kan worden
besteed.
De heer Zeelenberg heeft volkomen gelijk als hij zegt dat dit een nood-
maatregel is omdat er maar 1 klas per school van zal kunnen profiteren.
Maar dat is dan ook de klas die het het hardst nodig heeft.
Spreker heeft toch wel bezwaar tegen de suggestie van de heer Zeelen-
berg dat men een dergelijke principiële kwestie niet in deze gewone ver-
gadering dient te beslissen. Spreker zou niet weten waarom daar een spe-
ciale begrotingsvergadering voor nodig is. Hij zou het betreuren als een
beslissing hierover tot een later tijdstip zou worden verschoven. Derge-
lijke maatregelen zijn noodmaatregelen die niet uitgesteld kunnen wor-
den. Hoe eerder men daarmede begint hoe beter het is voor de maat-
schappij.
Spreker betreurt het met mevr. van der Meulen, dat niet het ene en het
andere kan. Dat men de helpsters nu weer gaat ontslaan is zeer erg.
Maar men heeft gezegd, het is een conditio sine qua non, wanneer men
b wil hebben zal men ook a moeten accepteren. Spreker is van mening
dat men de f 30.000,die men daartoe bespaart, nog wel ergens op de
begroting zal kunnen vinden. Men vindt wei grotere bedragen ais het om
andere zaken gaat.
In tegenstelling met mevr. van der Meulen is spreker van mening dat
men tegenwoordig te veel aandacht aan de kleuters besteedt. Als men
aandacht aan de jeugd besteedt dan komt daarvoor allereerst de jeugd
van de lagere school in aanmerking. Men heeft er niets aan om de kleuter
in de watten te leggen als het verkregen resultaat op de lagere school
weer verloren zou gaan.
De heer Reijnders zegt, dat jarenlang is verkondigd, dat de socialisten
heel weinig gaven om ideëele behoeften doch alleen maar het oog hadden
op financiële behoeften. Als men vanmiddag de woordvoerders van de
beide prot. chr. partijen hoorde, dan sprak hij er maar steeds over dat
het zoveel kost, terwijl er aan het eind van zijn betoog een klein stukje
ideaal naar voren kwam.
Het bestaat niet dat de heer Disselkoen zich tegen de benoeming van
boventallige onderwijzers heeft verzet, zoals de heer van Bruggen be-
weerde. De heer van B'ruggen moet maar eens bewijzen dat de heer Dis-
selkoen in het openbaar over boventallige onderwijzers heeft gesproken,
zodat deze legende dan recht gezet kan worden.
De Voorzitter zegt, dat de heer Zeelenberg om formele redenen zijn
stem niet aan het voorstel zal geven. De heer Zeelenberg grondt dit op
het feit, dat het voorstel niet in de financiële commissie is behandeld
waardoor deze commissie de financiële consequenties die dit voorstel voor
de gemeente met zich zal brengen niet heeft kunnen overzien en buiten-
dien acht hij het beter dat dit punt bij de behandeling van de begroting
aan de orde was gesteld. Spreker zou dan op de raad en in het bijzonder
op de heer Zeelenberg een ernstig beroep willen doen om zich te bezinnen.
Wij staan voor een zeer moeilijk probleem. Als men echter de klasse-be-