Heemstede, 12 september 1956.
Burgemeester en wethouders van Heemstede,
A. G. A. van Rappard.
De secretaris,
T. M. Schelling.
4e Afd.
27 september 1956
le WIJZIGING UITBREIDINGSPLAN EN HOOFDZAAK
Ter tegemoetkoming aan de bezwaren van Gedeputeerde Staten dient
dus het uitbreidingsplan-in-hoofdzaak, met inachtneming van het voren-
staande gewijzigd te worden.
Naar aanleiding van een tegen de vaststelling van het uitbreidingsplan
in hoofdzaak, destijds te laat ingediend bezwaarschrift, werd onzerzijds
aan Gedeputeerde Staten de toezegging gedaan, dat te gelegener tijd, bij
een herziening van het uitbreidingsplan, bevorderd zou worden, dat aan
het van een grote liefde voor het behoud van de schoonheid der gemeente
blijk gevende bezwaar, zou worden tegemoet gekomen.
Mede in verband daarmede is het nodig, de bestemmingen van „riet-
land", ,,grasland" en ,,land voor bollenteelt of ander agrarische doelein-
den" vast te stellen voor de op bijgaande kaart aangegeven terreinen, in
dier voege, dat de bebouwing van die terreinen wordt uitgesloten.
Tenslotte dient aan het terrein aan de Cruquiusweg, waarop het S"port-
park van de Sportvereniging H.B.C. is ontworpen de bestemming gegeven
te worden van „actieve recreatie".
Het ontwerp-plan tot herziening van het uitbreidingsplan-in-hoofdzaak,
waarin deze wijzigingen tot uitdrukking zijn gebracht heeft van 15 augus-
tus 1956 tot 12 september 1956 voor een ieder ter inzage gelegen. Be-
zwaren zijn daartegen niet ingebracht.
Onder mededeling, dat de op deze herziening betrekking hebbende be-
scheiden voor U ten Raadhuize ter inzage liggen, nodigen wij U uit, door
vaststelling van bijgevoegd ontwerp-besluit, vast te stellen de herziening I
van het uitbreidingsplan, regelende de bestemming in hoofdzaak van het
landelijk gebied dezer gemeente.
Aan de Raad,
Het besluit van Uw Raad, d.d. 1 juli 1954, no. 65, waarbij het uitbrei-
dingsplan, regelende de bestemming in hoofdzaak van het landelijk gebied
der gemeente overeenkomstig de bij dat besluit behorende tekening en
renvooi, werd goedgekeurd door Gedeputeerde Staten bij hun besluit van
13 juli 1955, no. 346, met üitzondering van:
a.
b. de in het renvooi onder Ab en Bb voorkomende zinsnede: ,,bovendien
mag een woning worden opgericht ten behoeve van de zgn. rustende
boer", omdat, naar het oordeel van Gedeputeerde Staten aan agrariers,
die. zich terugtrekken uit hun bedrijven, in beginsel woningen be-
schikbaar dienen te worden gesteld in de dorpskern, teneinde te voor-
komen, dat het landbouwgebied te dicht bebouwd wordt.
het op bijbehorende tekening met een blauwe lijn omgeven gedeelte,
zijnde het grootste deel van het terrein, waarop de rioolwaterzuive-
ringsinrichting is gebouwd, aan welk gedeelte een bestemming moet
worden gegeven, waarbij de hoogte van de bebouwing wordt beperkt;