25 oktober 1956.
260
hier een noodtoestand. Als het even kan moet het lokaal er komen.
De heer Drs. Weijers vindt, dat het verwijt van mevr. van der Meulen,
dat de situatie bij uitvoering van het raadsbesluit van september 1955
gunstiger had kunnen zijn, toch wel erg zwaar wegen. Spreker kan wel
accepteren dat dit voorstel zo laat in'de onderwijscommissie is gebracht
omdat, blijkens de mededelingen van de voorzitter dier commissie, een
paar instanties moeten worden gepasseerd die niet altijd ter wille zijn.
Daar heeft de burgemeester niet veel aan kunnen doen.
De Voorzitter zegt, dat in de vergadering van augustus j.l. met alge-
mene stemmen is besloten om over te gaan tot het aanstellen van boven-
tallige onderwijzers. Spreker heeft toen aan de raad duidelijk gemaakt,
dat tengevolge van dat besluit in de diverse scholen voorzieningen zouden
moeten worden getroffen. In de besprekingen die met de besturen van de
bijzonders scholen zijn gehouden, is er van uitgegaan, dat gezocht zou
worden naar een redelijke oplossing en niet naar de duurste oplossing. Het-
zelfde standpunt neemt het college in ten aanzien van de gemeentelijke
scholen.
Het besluit tot het aanstellen van boventallige onderwijzers împliceert,
dat ook bij het bijzonder onderwijs boventallige leerkrachten kunnen wor-
den benoemd nadat de gemeente deze onderwijzers heeft benoemd. Gaat
de gemeente over tot de aanstelling van boventallige onderwijzers aan de
Craijenster- en Dreefschool, omdat daar ten aanzien van de huisvesting
der klassen geen moeilijkheden zijn te verwachten en zij zou er geen aan
kunnen stellen voor de Voorwegschool, dan heeft dit tot gevolg, dat bij
het bijzonder onderwijs 3 onderwijzers minder kunnen worden benoemd
De schoolbesturen weten dan niet of zij voor 1 of voor 2 boventallige on-
derwijzers ruimte moeten maken.
Het gesprokene door de heer Zeelenberg kan spreker niet aanvaarden.
Wanneer de officiële instanties niet meewerken en dus de adviezen niet op
tijd binnen komen, dan kan men spreker niet kwalijk nemen dat op een
zeker ogenblik tijdnood ontstaat. In de commissie voor het onderwijs is de
zaak uitvoerig toegelicht en besproken. Daarna heeft mevr. van der Meu-
len haar bekende bezwaren ingediend. Ook burgemeester en wethouders
zijn van mening dat de beoogde lokaliteiten verre van ideaal zijn. Spreker
sluit zich echter aan bij hetgeen door de heer van Bruggen hieromtrent
is gezegd, n.l. het gaat om het onderwijs.
In de Voorwegschool zullen de dokterskamer en de kamer van het hoofd
voor het geven van onderwijs worden ingericht. De kamer van het hoofd
kan geschikt gemaakt worden voor 12 leerlingen. Deze leerlingen zullen
worden genomen uit een klas van 48. Het is de bedoeling om hiervoor
leerlingen te kiezen die moeilijk met de klas mee kunnen komen. In een
kleinere groep zullen effectiever resultaten van het onderwijs kunnen wor-
den verkregen. De klasseonderwijzer van de oorspronkelijke klas heeft dan
niet meer 48 maar 36 leerlingen onder zich. Ook is in de Voorwegschool
nog een klas van 53 leerlingen. Juist is een van de leerkrachten ingestort,
omdat zij het niet meer kon bolwerken. Hetzelfde is in de Dreefschool
deze week het geval geweest.
De vraag is nu of het onderwijs, in deze lokalen te geven, schade zal
doen aan de gezondheid van de kinderen. De inspecteur van de volksge-
zondheid en ook de schoolarts is hierin gekend. De inspecteur van het
lager onderwijs heeft zich, zoals de wet ook voorschrijft, gewend tot de
bouwkundig hoofdinspecteur van het lager onderwijs. De adviezen zijn
nog niet binnen. Spreker heeft in een onderhoud met de inspecteur van
het lager onderwijs gezegd, dat ook het college deze noodoplossing verre
van ideaal vindt, maar dat, indien met deze tijdelijke maatregel gestart
mag worden, het college de toezegging doet, dat zo spoedig mogelijk een