289
30 november 1956.
lokaal voor de brandweer, waar ook dringend behoefte aan is. Wellicht
zal de raad nog een voorstel worden gedaan om in de woning voor de
agent van politie enige voorzieningen te treffen, bijv. het maken van een
aparte ingang enz. Indien mogelijk zullen burgemeester en wethouders
de jeugdorganisaties helpen. Van deze genoemde suggestie staat de uit-
werking nog niet vast.
Het ontwerp-besluit wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming vast-
gesteld.
De heer Verhoeven verlaat de vergadering.
XXVII. NOTA OVER WONINGBOUW.
De nota is opgenomen in de gedrukte stukken onder volgno.
145. Woningbouw.
De heer Ir. Kooijirians zegt, dat burgemeester en wethouders in hun
nota het vertrouwen uitspreken dat de raad zijn medewerking zal ver-
lenen ten aanzien van het zo spoedig mogelijk verlichten van de woning-
nood. Vanzelfsprekend kan het college op deze medewerking rekenen.
Als dan toch nog herhaalde malen over de woningnood in de raad ge-
sproken wordt, spruit dat voort uit de mening, dat het tempo, waarin aan
de woningnood tegemoet wordt gekomen, te langzaam Ss.
Er zijn aan de woningbouw twee belangrijke facetten. Vooreerst, wie
zal bouwen en vervolgens, hoe zal men bouwen.
De na-oorlogse woningbouw wordt op geheel andere wijze verzorgd dan
dit voor de oorlog placht te gebeuren. Was de woningbouw voor de oorlog
voor 90% in particuliere handen en was die van woningbouwverenigingen
en gemeenten slechts aanvullend, na de oorlog is dat juist andersom.
Voornamelijk vinden we nu, wat de bouw van weekhuurwoningen en
kleine maandhuurwoningen betreft, de gemeentelijke woningbouw. Door
het vastvriezen van de huren, moest wel met subsidie worden gewerkt.
Deze subsidie bracht de gemeentelijke bouw en de woningbouwverenigings-
bouw in aanmerkelijk gunstiger financiële positie dan de particuliere.
Men kan onderscheid maken tussen:
1. particuliere woningbouw voor eigen woningbezit.
2. die door de bouwondememer, die de woningen op de markt brengt,
waarbij elk huis afzonderlijk wordt verkocht, dan wel als gehele
complexen overgaan in handen van beleggers, de zgn. institutionele
beleggers-bouw.
3. de bouw van woningen of complexen van woningen in aanneming
voor beleggers of particulieren, die hiervoor zelf de plannen hebben
ontworpen.
4. de gemeentelijke woningbouw.
5. de woningbouwverenigingsbouw.
Vooral de gemeentelijke bouw is in de na-oorlogse jaren hoofdzaak
geworden. De overheid nam het probleem van de woningvoorziening onder
haar hoede en er verscheen zelfs een nieuw departement. In het kader van
de loon- en prijspolitiek, werden ook de bouwkosten aan normen gebonden
en de huren vastgelegd op het peil van 1940. Zeker, niemand zal ont-
kennen, dat deze noodmaatregel in de sociale samenhang van het gemeen-
schapsleven kon worden gemist. Maar, en hier eiteert spreker Mr. Schui-
temaker, de adj. directeur van de Levensverzekerings Mij. „Utrecht", „met
deze overheidsinvloed hebben ook politieke overwegingen en tegenstellingen
hun intrede gedaan op een terrein van het economisch en maatschappelijk
leven, waar deze nimmer een rol van betekenis hebben gehad".