30 november 1956.
276
gmg geleefd, dat door de bewuste erfdienstbaarheid hun rust in die omge-
vm§' gegarandeerd was. Nu achteraf blijkt dat dit wellicht aanvechtbaar
is, meent spreker dat de gemeente als het ware rekening moet houden
met de morele rechten van de aan- en omwonenden van het terrein Spre-
ker protesteert er ernstig tegen dat de raad die morele rechten zo maar
terzijde schuift, in het belang van iemand die daar iets wil exploiteren
Spreker zal tegen het voorstel stemmen.
De heer Zegwaart is op andere gronden tegen dit voorstel. Spreker
îs van oordeel dat er eerst gezorgd moet worden voor de bouw van wo-
ningen en da,t daarna pas garages gebouwd moeten worden. De levende
mens gaat bij hem voor. Door de bouw van autoboxen kan het daarvoor
benodigde materiaal niet ten goede komen aan de bouw van woningen.
De heer an Lent, wethouder, wijst er op, dat burgemeester en wethou-
deis met het indienen van dit voorstel niets anders gedaan hebben dan
uitvoering geven aan een in een vorige vergadering genomen besluit van
de raad. Juridische bezwaren zijn er blijkens het uitgebrachte advies niet,
want de rechten waarop men zich beriep waren vermeende rechten zodat
er geen enkel bezwaar tegen is dat op dit terrein autoboxen worden ge-
bouwd.
De heer Scheer heeft van de wethouder geen antwoord ontvangen op
zijn betoog over de morele kant van de zaak.
De heer Van Lent, wethouder, antwoordt, dat het college de morele
kant met ziet zoals de heer S'cheer die ziet. De heer Scheer gaat van het
standpunt uit dat de omwonenden rechten hebben, maar volgens het
college hebben ze die niet. Dus wat voor morele plichten zou de gemeente
hier dan nog hebben
De heer Scheer vindt het geen juiste houding van het gemeentebestuur
dat alles wat in de eigendomsbewijzen staat nu maar zo terzijde wordt
geschoven.
De heer Van Lent, wethouder, wijst er op dat hier sprake is van een
overeenkomst tussen 2 particulieren. De gemeente staat daar buiten en
behoeft er dus ook geen rekening mede te houden.
De heer Verhoeven haalt het voorbeeld aan van de vroegere roofridders
wonende aan onze grote rivieren, die jarenlang in de overtuiging geleefd
hebben dat zij het recht hadden om te roven. In latere tijden is de gemeen-
schap toch wel tot het inzicht gekomen dat die rechten van de roofridders
waardeloos waren. In het onderhavige geval staat er in de koopakten dat
er geen kerken e.d. op dat terrein gebouwd mogen worden en nu meent
men dat ook toepasselijk te kunnen maken op autoboxen. Spreker kan
niet inzien dat de gemeente hier zelfs morele rechten van de eigenaars
schendt. Hij vindt het sterk overdreven.
De heer Mr. Dr. van Bruggen onderschrijft de gemaakte vergelijking
do°r de heer Verhoeven niet. Er bestaat in dit geval een juridisch verschü
van mening. Strikt geredeneerd vanuit de formaliteit van het eventueel
servituut kunnen daar ook nog andere publiekrechtelijke en privaatrechte-
lijke dingen in zijn. Gedeputeerde staten zullen hier wel over oordelen.
Het ontwerp-besluit wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming vast-
gesteld. De heren van Bruggen, Zegwaart en Scheer verzoeken aanteke-
ning dat zij geacht willen worden te hebben tegengestemd.