r 159 - 13 december 1956. 3. 4. De verplichting tot betaling wordt niet opgeschort door het indienen van een bezwaar- of beroepschrift tegen de aanslag wegens school- geld. Het schoolgeld is dadelijk en geheel invorderbaar in het geval de schoolgeldplichtige metterwoon Nederland verlaat, in staat van faillis- sement is verklaard, op zijn roerende of onroerende goederen execu- toriaal beslag is gelegd of indien op grond van andere feiten of om- standigheden gerechtvaardigde vrees voor verduistering van zijn roerende en onroerende goederen bestaat. Artikel 18. Verlenen van kwijting. Vo°r iedere kasbetaling wordt kwijting verleend. De ontvanger van de gemeente of hij die namens hem ontvangt, is verplicht voor iedere be- taling onmiddellijk kwitantie op het aanslagbiljet te stellen of aan te hechten, zo dit daartoe bij de betaling wordt aangeboden. Artikel 19. Toepassing artikelen 291 t/m 295 van de gemeentewet. Bij nalatigheid in de betaling van het verschuldigde schoolgeld geschiedt de invordering krachtens het bepaalde bij de artikelen 291 t/m 295 van de gemeentewet. Artikel 20. Toerekening en afschrijving van de betalingen. De toerekening en afschrijving van de betalingen geschieden in de na- volgende orae: a. op de kosten van vervolging, zo deze verschuldigd zijn; b. op de oudste van de openstaande aanslagen en op de eerst verschijnen- de termijnen. Artikel 21. Slotbcpalingen. 1. Deze verordening wordt geacht in werking te zijn getreden met in- gang van 1 januari 1956. 2. Deze verordening kan worden aangehaald als: „Verordening school- gelden kleuteronderwijs 1956". Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 13 december '56. De secretaris, De voorzitter,

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1956 | | pagina 28