153
4e Afd.
13 deeember 1956.
STREEKPLAN VOOR ZUID-KENNEMERLAND.
Aan de Raad,
Krachtens het bepaalde in artikel 10 der wet inzake het Nationale Plan
en Streekplannen ligt het bij besluit van Gedeputeerde Staten dezer pro-
vincie van 19 september 1956, no. 219 in ontwerp vastgestelde streekplan
voor Zuid-Kennemerland, vervat in een bestemmingsplan en voorschriften,
alsmede het ontwerp van de daarbij behorende toelichting, te rekenen van
3 oktober 1956 af, voor een ieder ter inzage.
Ingevolge het bepaalde in artikel 11 van voormelde wet kunnen geduren-
de drie maanden nadat het ontwerp van een streekplan ter visie is gelegd,
daartegen schriftelijk bezwaren bij Gedeputeerde Staten worden inge-
diend. Eventuele bezwaren tegen het onderhavige ontwerp moeten dus
worden ingediend uiterlijk 3 januari 1957.
Alvorens dit ontwerp werd vastgesteld heeft ons college op vertrou-
welijke voet kennis kunnen nemen van vorige in voorbereiding zijnde
ontwerpen. Daarover hebben meermalen besprekingen plaats gehad, zowel
in 0ns college als met de Technische Commissie van de Provinciale Pla-
nologische Dienst.
Met betrekking tot die vroegere ontwerpen hebben wij ons met klem
verzet tegen de opzet van deze ontwerpen, omdat deze zich te veel in-
lieten met onderwerpen die van plaatselijk belang zijn en zich niet be-
paalden tot de regeling van regionale belangen. Het gevolg van die
opzet zou geweest zijn, dat elk gemeentelijk plan van uitbreiding, dat in
strijd zou zijn met een al te zeer gedetailleerd streekplan, zonder enige
mogelijkheid tot beroep, getroffen zou worden door het veto van Ge-
deputeerde Staten.
Naar ons gevoelen veroorzaakte de sterke detaillering een geheel onno-
dige inperking van de bevoegdheden van de gemeenten tot het treffen
van planologische maatregelen voor haar grondgebied en boden die ont-
werpen te weinig mogelijkheden om de uitbreidingsplannen der gemeenten
aan te passen aan de steeds wisselende bestuurlijke en maatschappelijke
aspecten, welke van invloed zijn op het locale planologische beleid. Het
is ons bekend, dat meerdere gemeentebesturen op dat stuk van hun be-
zwaren hebben blijk gegeven.
Mogelijk mede als gevolg van onze bezwaren en van die van andere
belanghebbende gemeentebesturen, wellicht ook onder de invloed van
de memorie van toelichting bij het ontwerp van wet tot vaststelling van
nieuwe voorschriften omtrent ruimtelijke ordening, blijkens welke het
streekplan nieuwe stijl slechts een program zal zijn en het oordeel van
de Kroon in aanmerking genomen, waarvan bij de goedkeuring van het
streekplan Walcheren is blijk gegeven, dat een streekplan niet meer mag
regelen dan uit provinciaal of regionaal oogpunt nodig is en dus zoveel
mogelijk de verdere uitwerking van het streekplan aan de gemeentebe-
sturen wordt overgelaten, is het thans in ontwerp door Gedeputeerde
Staten vastgestelde streekplan voor Zuid-Kennemerland in zeer veel min-
dere mate gedetailleerd dan de vroegere.
De belangen van plaatselijke aard zijn thans ter regeling aan de ge-
meenteraden overgelaten, zodat ons bezwaar tegen de opzet van het plan
is komen te vervallen. Ten aanzien van enkele details in het ontwerp zijn
wij echter van oordeel dat deze anders behoren te worden opgelost dan
zij zijn aangegeven.
Als eerste daarvan noemen wij de westelijke noord-zuid weg, die langs
de spoorbaan Haarlem-Leiden is geprojecteerd. Deze weg was in een
vroeger ontwerp tot de grens met de provincie Zuidholland, direct langs
de spoorbaan geprojecteerd. In het thans vastgestelde ontwerp buigt de