13 december 1956.
304
De heer Scheer vraagt wat er met de oude transformatoren van 200 kVA
zal gebeuren. Worden die voor reserve aangewend of worden die verkocht
De heer Mr. Van Wijk, wethouder, antwoordt, dat de transformatoren
van 200 kVA dienen ter vervanging van transformatoren van 100 of 60
kVA. De transformatoren die het meest belast zijn worden vervangen door
transformatoren van 300 kVA. Mogelijk dat ergens een transformator van
60 kVA wordt overgehouden. Deze zal dan na een paar maanden tegen
de dan geldende prijs worden verkocht.
Het ontwerp-besluit wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming
vastgesteld.
IX. BOUW VAN 48 WONINGEN AAN DE WESTZIJDE
VAN DE GLIPPERWEG.
Het voorstel met ontwerp-besluit is opgenomen in de gedrukte stukken
onder volgno.
157. Bouw van 48 woningen ten westen van de Glipperweg.
De Voorzitter leest de uitgebrachte adviezen voor.
Commissies voor Openbare Werken en Volkshuisvesting.
De Commissies zijn van oordeel dat wat mogelijk is gedaan dient te
worden om de grondprijs te drukken, door b.v. een bedrag uit de reserve
te gebruiken of de oppervlakte grond voor de plantsoenen niet op de hui-
zen te laten drukken. Zij verzoeken burgemeester en wethouders dit punt
bij hun aan de raad in te dienen voorstel, nader in overweging te nemen.
Commissie voor het Grondbedrijf.
Wij delen Uw college mede, dat de berekening van de grondprijs voor
woningbouw aan de westzijde van de Glipperweg een punt van bespreking
heeft uitgemaakt in onze heden gehouden vergadering. Als resultaat van
die bespreking berichten wij U, dat wij er ons geheel mede kunnen ver-
enigen dat de grondprijs niet per m2 wordt bepaald, doch per woning wordt
vastgesteld, zodat differentiatie ontstaat, rekening houdende met breedte,
hoogte en ligging van de diverse woningen.
Ten aanzien van het bouwplan voor 48 woningen heeft onze commissie
zich bezig gehouden met de vraag of het mogelijk is de grondprijs te ver-
lagen door aantasting van de reserve of door de oppervlakte en de aanleg
van de plantsoenen niet op de woningen te laten rusten.
Eerstgenoemd middel achten wij, zo dit al hogere instemming zou kun-
nen vinden, niet raadzaam, omdat dan bij volgende bouw, waarbij dit mid-
del niet kan worden toegepast, de huurverschillen nog groter zouden
worden.
Ten aanzien van het andere idee zouden er twee mogelijkheden kunnen
worden gesteld. Men zou voor het gehele grondcomplex aan de westzijde
van de Glipperweg alle kosten van de plantsoenen, dus zowel ondergrond
als ophogen en aanleg, op andere wijze kunnen financieren. Dit zou op de
berekende huur echter een praktisch te verwaarlozen verschil uitmaken,
zodat wij dit ontraden.
Ook zou men uit kunnen gaan van een berekening van de plantsoenkos-
ten voor zover deze betrekking hebben op de strokenbouw en dit bedrag
in mindering kunnen brengen op de grondkosten voor deze woningen. Het
is duidelijk dat dit zou gaan ten koste van de op de overblijvende grond
te bouwen woningen. Bovendien zou daarmede losgelaten worden de steeds
gevolgde methode om het grondcomplex in zijn geheel in de berekening
te betrekken.