nnHi
2e At'd. 31 januari 1957. 5
VOORZIENING INZAKE DE BEZOLDIGING VAN HET GEMEENTE-
PERSONEEL INGAANDE 1 JANUARI 1957.
Aan de Raad,
De Minister van Binnenlandse Zaken, Bezitsvorming en Publiekrechte-
lijke Bedrijfsorganisatie heeft ons bij brief van 14 december 1956, Hoofd-
afd. O.P.Z. Afd. Bezoldiging, Bureau III no. 25658 een aan zijn ambtgenoten
gegeven uiteenzetting doen toekomen van de maatregelen, welke voor het
rijkspersoneel in voorbereiding zijn met betrekking tot de bezoldiging en
enkele daarmede samenhangende onderwerpen ingaande 1 januari 1957
onderscheidenlijk de eerste dag van de loonweek, waarin genoemde datum
valt.
De Minister heeft ons verzocht te bevorderen, dat voor het personeei
onzer gemeente gelijke maatregelen worden getroffen. Onder verwijzing
naar de voor U bij de stukken ter inzage gelegde circulaire mogen wij
niettemin hieronder nog voor enkele belangrijke punten daaruit Uw aan-
dacht vragen.
De thans geldende wedden en lonen zullen met ingang van bovenge-
noemde datum met een vaste toeslag van 6 worden verhoogd. Deze
verhoging zal nu dus tegelijk met de salarissen worden uitbetaald, zulks
in tegenstelling tot het tijdvak van 1 juli 1956 1 januari 1957, toen dit
in de vorm van een uitkering-ineens geschiedde.
Voorts zal een compensatie van de door het personeel te betalen premie
ingevolge de Algemene Ouderdomswet worden verleend, welke compen-
satie voorlopig is bepaald op 5,6% met een maximum van /32,20 per
maand. Dit maximum houdt verband met het jaarsalaris waarover ten
hoogste premie verschuldigd is nl. 6900,Deze 5,6 zal niet in de
pensioensgrondslag worden opgenomen.
Verschillende toelagen, zoals de persoonlijke toelagen, de ambtstoelagen
en de huwelijkstoelagen komen mede in aanmerking voor een verhoging
met 6 en 5,6
De diploma-toelagen daarentegen zullen, in plaats vaneen verhogmg met
6 en 5,6 te ondergaan, worden gefixeerd op nieuwe bedragen nl.
f 96,144,en 192,per jaar. Tot dusverre beliepen deze bedragen
respectievelijk 84,132,en 168,
In de circulaire wordt voorts nog een verhoging der kindertoelagen en
-toeslagen met 10 in uitzicht gesteld, eveneens te rekenen met ingang
van 1 januari 1957.
Voorsnands zal de vaststelling van nieuwe salarisnormen achterwege
kunnen worden gelaten. De regering wenst nl. met het opnieuw vaststellen
van de schalen van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren
1948 te wachten totdat een beslissing is genomen t.a.v. de huurverhoging
en de eventuele compensaties daarvoor.
Wij hebben er geen enkele bezwaar tegen de in meergenoemde circulaire
van de Minister opgenomen salarismaatregelen van overeenkomstige toe-
passing te verklaren op het daarvoor in aanmerking komende personeel
in dienst onzer gemeente, waartoe ook het Centraal B'ureau inzake Ge-
meenschappelijke Behandeling van Gemeentelijke Personeelsaangelegen-
heden in zijn brief van 8 dezer, mede voor U ter inzage gelegd, adviseert.
Op één punt zouden wij echter een restrictie willen maken. Wij achten
het nl. niet juist, dat aan die leden van het gemeentepersoneel, die de 65-
jarige leeftijd bereikt hebben, nog een bedrag wordt uitgékeerd wegens
compensatie van een door hen niet meer verschuldigde premie ingevolge
de Algemene Ouderdomswet. Voor het rijkspersoneel is een dergelijke be-
perking van minder belang, omdat aan dit personeel op grond van het
K.B. van 13 september 1945, Stbl. F 173 als regel met ingang van de eerst-