6
31 januari 1957.
dit culturele centrum in Heemstede bestaat. Vöôr alles moet voorkomen
worden dat het theater in andere handen overgaat, want er zijn exploi-
tanten en exploitanten. Wij zijn zo gelukkig dat de exploitant een beschaafd
iemand is die de bioscoop geheel naar onze zin exploiteert. Spreekster ge-
looft dat alles moet worden gedaan om deze toestand zo te houden.
De heer van Houten, wethouder, zou bijna, als antwoord op het gespro-
kene door de heer Zegwaart, hetzelfde moeten betogen als de heer Ver-
hoeven en mevr. van Nispen gedaan hebben. Verschillende uitgaven voor
uitbreidingen en loonsverhoging waren niet direct op te vangen door meer-
der bioscoopbezoek e.d. De exploitant kan geen keuze maken uit films
doch moet afwachten wat hij toebedeeld krijgt. Ook spreker is van mening,
dat men dankbaar mag zijn dat het Minerva-theater op deze wijze wordt
geëxploiteerd. Dit mag de gemeente wel een betrekkelijk klein bedrag
waard zijn. Zou de eigenaar deze bijdrage in de exploitatoekosten worden
onthouden en dus het theater in andere handen komen, dan zou dit wel
eens een zeer riskante gelegenheid kunnen worden met als gevolg dat
Heemstede dit voortreffelijke culturele centtkim, waar ook de gehele om-
geving een dankbaar gebruik van maakt, zou moeten missen. Het salaris
van de direeteur is niet in de exploitatierekening opgenomen, terwijl de
afschrijvingspercentages bijzonder laag zijn gehouden. Het standpunt van
het college is, dat het billijk is om de heer Hoogeveen in een zekere aan-
loopperiode, al is die dan wat langer dan men zich oorspronkelijk had
voorgesteld, te helpen.
De Voorzitter zegt, dat de kern eigenlijk niet ligt in het feit dat de heer
Hoogeveen niet de nieuwste films kan draaien. De zaak ligt zo, dat de
heer Hoogeveen het theater niet alleen als bioscoop exploiteert maar de
zaal ook verhuurt voor concerten, toneelvoorstellingen e.d. De filmver-
huurders willen uiteraard de nieuwste films brengen daar waar een film
een hele week en langer zal lopen.
Het ontwerp-besluit wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming
vastgesteld.
VII. VOORZIENINGEN INZAKE DE BEZOLDIGING VAN HET
GEMEENTEPERSONEEL MET INGANG VAN 1 JANUARI 1957.
Het voorstel met ontwerp-besluit is opgenomen in de gedrukte stukken
onder volgno.
5. Voorziening inzake de bezoldiging van het gemeentepersoneel ingaande
1 januari 1957.
De heer Zegwaart kan zich met dit voorstel verenigen, behoudens de
bepaling dat de bezoldiging, met ingang van de eerstvolgende maand na
het bereiken van de 65-jarige leeftijd met de compensatie in de premie
Algemene Ouderdomswet, zijnde 5,6% wordt verminderd, hetwelk in af-
wijking is van het gestelde in de betreffende eireulaire van de minister.
De 6% loonsverhoging en de 5,6% compensatie worden natuurlijk straks
in het loon geincorporeerd. Als men eenmaal een paar jaar verder is, dan
spreekt het personeel niet meer over compenstaie maar spreekt men van
loon, waarvan ongeveer 7%% pensioenpremie en 5,6% voor A.O.W. moet
worden betaald. Door dit zo voor te stellen denken burgemeester en wet-
houders geheel in de lijn te handelen van de bepalingen die voor het rijks-
personeel gelden. Inderdaad staat in het bezoldigingsbesluit voor de rijks-
ambtenaren dat zij met ingang van de eerstvolgende maand na het be-
reiken van de 65-jarige leeftijd worden ontslagen. De praktijk leert echter,
dat men maar wat blij is als bijv. bekwame vaklieden die men in deze
tijd zo broodnodig heeft nog in dienst willen blijven. Spreker zou dus voor
willen stellen om deze bepaling in het voorstel van het college te laten