U. FEB.1957
2e Afd.
BEGROTINGEN 1957.
Aan de Raad,
Wij hebben de eer Uw College hierbij ter vaststelling aan te bieden
de ontwerp-begroting voor de algemene dienst der gemeente voor het
jaar 1957 met de daarbij behorende ontwerp-begrotingen voor de bedrijven
en diensten.
Evenmin als vorig jaar zijn wij in staat geweest de inkomsten en uit-
gaven van de gewone dienst der gemeente-begroting met elkander in
evenwicht te brengen zonder een bedrag aan de saldi-reserve te onttrekken.
Kon daartoe voor 1956 nog met een bedrag van f 55.000,worden vol-
staan, thans bleek het nodig over f 140.000,voor dit doel te beschikken.
Om tot dit laatste bedrag te komen is het bovendien nodig gebleken tot
een verhoging der ramingen van de inkomsten te komen, waarop wij
hiema nog nader zullen terugkomen.
De begroting geeft thans een totaalbedrag aan inkomsten en uitgaven
aan van f 4.536.685,83, benevens f 2.138.622,26 op hoofdstuk XIV (verre-
keningen).
Het beeld, dat de voorliggende begroting vertoont vindt voor een deei
zijn oorzaak in de onbevredigende regeling der
FINANCIËLE VERHOUDING TUSSEN HET RIJK
EN DE GEMEENTEN.
De thans geldende regeling op dit punt is voor de jaren 1953 tot en met
1957 getroffen. De op grond van deze regeling voor de onderscheidene
gemeenten vastgestelde basis-uitkeringen vertonen aanzienlijke verschil-
len. De voor onze gemeente bepaalde basis-bedragen liggen vrij belangrijk
beneden het gemiddelde van naar inwonertal vergelijkbare gemeenten in
den lande. Dit nu wreekt zich telkens, wanneer de directe en indirecte
gevolgen van een verhoging der lonen en salarissen van het gemeente-
personeel door een verhoging van het percentage der algemene uitkering
uit het gemeentefonds moet worden gedekt.
Zo deelde de Minister van Binnenlandse Zaken bij circulaire van 13 ok-
tober j.l. mede, dat de percentages volgens welke de algemene- en de
belastinguitkering voor 1957 voorlopig zouden worden berekend, bepaald
waren op respectievelijk 145 en 132. Deze percentages bedroegen voor het
jaar 1956 140 respectievelijk 122. Bij de bepaling van het percentage voor
de algemene uitkering voor 1957 is, zo schrijft de Minister, rekening ge-
houden met de accressen in de gemeentelijke uitgaven, waarvan met name
de directe en indirecte gevolgen van de loonsverhoging 1956 met 6%
mogen worden genoemd.
De bewindsman wijst er dan verder nog op, dat de uitgaven der ge-
meenten naar het zich laat aanzien in 1957 opnieuw een stijging zullen
vertonen o.m. als gevolg van de looncompensaties in verband met te
betalen premie krachtens de Algemene Ouderdomswet en van een even-
tuele huurverhoging, waama wordt opgemerkt dat nog niet kon worden
beoordeeld of, en zo ja in welke mate, deze gevolgen zouden moeten
en kunnen leiden tot vaststelling van een hoger percentage voor de alge-
mene uitkering dan 145. De circulaire wordt daama als volgt besloten:
„Het staat echter vast, dat de hogere inkomsten, welke de gemeenten
reeds dadelijk uit de belastinguitkering zullen toevloeien, te zijner tijd
mede zullen moeten dienen ter dekking van de kosten van bedoelde maat-
regelen, zodat de gemeentebesturen er goed aan zullen doen daarmede
van de aanvang af rekening te houden".
Het blijkt nu, dat de verhoging der algemene- en der belastinguitkering
tezamen nog ontoereikend zijn om een compensatie te bieden voor niet