29 14 februari 1957. den! Ook uit dien hoofde was dus een zekere correctie op de bestedings- ontwikkeling noodzakelijk. Een algemene stijging van het prijsniveau zou ons land immers in de beruchte inflatiespiraal gebracht hebben, waaraan allerminst behoefte bestaat, nôch uit hoofde van onze concurrentiepositie ten opzichte van het buitenland, nôch in verband met de positie der ver- geten groepen, nöch in verband met de handhaving van de spaarzin. Het was in deze situatie, dat de regering in september j.l. de S.E.R. om advies vroeg. In de vraagstelling van de regering werd inderdaad niet alleen gevraagd wêlke bestedingen beperkt dienden te worden, ook de prealabele vraag, of de bestedingen beperkt dienden te worden, werd ge- steld. Maar de cijfers betreffende de economische ontwikkeling welke na de adviesaanvrage beschikbaar kwamen, brachten wel aan het licht, dat over deze laatste vraag weinig verschil van mening zou kunnen bestaan. Alle aandacht richtte zich dan ook op de vraag wêlke bestedingen beperkt moesten worden en in welke mate. Het bovenstaande geeft niet alieen een achtergrond voor de beoordeling van het S.E.R.-advies, het geeft tevens een antwoord op de vraag, hoe het mogelijk is, dat in een tijd van hoogconjunctuur een beperking van de bestedingen noodzakelijk is. De reden is niet, dat de periode van „austerity" weer is aangebroken. Integendeel: de produktie bevindt zich in vrijwel alle bedrijfstakken op record-hoogte en derhalve bevindt ook het nationale inkomen de middelen zich op een niveau, dat nog nimmer in de gesehiedenis werd bereikt. De noodzaak van een bestedings- beperking vloeit dan ook voort uit het feit, dat Nederland in de afgelopen jaren verder is gesprongen dan zijn polsstok lang is en dat de bestedingen van ons land sterker zijn gestegen dan zijn middelen. De thans aan de orde zijnde beperking behoeft dan ook allerminst tot pessimisme te leiden: het is siechts een correctie op de gevolgen van een te groot optimisme." Dan ben ik, na de ontwikkeling die na november 1956 heeft plaats ge- vonden niet zo optimistisch als de heer Verhoeven blijkbaar is ten op- zichte van de duur van de bestedingsbeperking, omdat het gaat over een algemeen economisch proces dat nu niet zo spoedig kan worden afgeremd. Bovendien hebben wij in de toekomst te wachten, maatregelen ten op- zichte van de huren, eventueel een invoering van een algemene weduwen- en wezenverzekering die ook op een gedeelte van onze middelen die ter beschikking overblijven, zal beslag leggen. Beter dan ik het zelf zou kunnen zeggen is hier de situatie geschetst en zijn de psychologische achtergronden van de overbesteding, welke thans moet worden ingeperkt, onderkend. Toch zal nog verder moeten worden ingegrepen, omdat het advies van de S.E.R., dat in een verheugende een- stemmigheid is uitgebracht, nog te optimistisch is geweest. Een en ander had ten doel evenwicht in de betalingsbalans en handhaving van een meer stabiel prijsniveau te verkrijgen. Het is geen neutraal probleem waarvoor wij staan, omdat het voorkomen van een verder gaande inflatie, waardoor het gevaar zou dreigen in de beruchte spiraal van stijgende prijzen ge- volgd door stijgende lonen te geraken, een algemeen probleem is. In deze spreekt mee, dat in nabuurlanden, wij denken aan Duitsland na de eerste wereldoorlog en aan Frankrijk en België, al de ellende aan inflatie ver- bonden, zich hebben voorgedaan. Op uitnemende wijze heeft minister Hofstra bij de beschouwingen in de Eerste Kamer over het algemeen financieel beleid de gevaren aangewezen aan inflatie verbonden, in een debat waarin algemene overeenstemming heerste over de noodzaak om deze nationale ramp af te wenden. Om des tijds wille volsta ik met naar deze rede te verwijzen. Inflatie tast de spaarzin aan, brengt de niet-beschermde groepen (pen- sioen- en lijfrentetrekkers, mensen met een vast inkomen) in het gedrang. Inflatie werkt als een consumptiebelasting, waarbij echter van sociaie

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1957 | | pagina 18