m
m
47
14 februari 1957.
jy;
Kr/
van wat was zeker niet als onbruikbaar zal worden weggegooid. Aan wat
ten aanzien van de tarieven in het verleden gebeurd is zal moeten worden
bijgepast, bijgeschaafd, aangepast. Op deze weg hoopt spreker voort te
gaan.
De heer Verhoeven zegt naar aanleiding van het gesprokene door de
heer Brink, dat hij het standpunt van de V.V.D., dat in principe toezicht
op de bestedingsbeperking moet worden aanvaard, niet kan delen. Spre-
ker is van mening, dat dit een aantasting van de autonomie van de ge-
meente betekent, die eigenlijk in principe niet aanvaardbaar is doch al-
leen als noodmaatregel. Spreker wil dus niet zover gaan om te zeggen
dat het eigenlijk wel eens nodig was dat er een politie-agent naast de
raad werd gezet om te kijken of we het wel netjes doen. Zonder daarmede
iets ten nadele van die gemeenten te willen zeggen, kan spreker zich
voorstellen, dat men nog wel eens iets op het beleid van de gemeente Tiet-
jerksteradeel of een andere heel erge kleine gemeente zou kunnen aan-
merken, doordat men daar de krachten mist om dat beleid werkelijk
met zorg te beoordelen en de mens daar veel meer aan opportunisme is
gebonden dan in grotere gemeenten, waartoe toch de gemeenten van meer
dan 25.000 inwoners gerekend mogen worden. Wanneer het rijk het beleid
van de gemeenten in zijn algemeenheid wil beoordelen meent spreker, dat
men in Den Haag toch wel voldoende op de hoogte is om te weten dat
deze grotere gemeenten hun verantwoordelijkheid zeer sterk beseffen en
dat men daar het algemeen belang stelt boven het plaatselijk belang.
Spreker is van mening dat diegenen die beweren dat de grondwet hier in
het nette verkracht wordt, gelijk hebben. Men heeft de gemeenten op deze
wijze werkelijk alle zeggenschap ontnomen. Wij zijn tegenwoordig geen
procuratiehouders meer noch jongste bedienden, maar beheerders van de
postzegelkast. Dat is toch wel een beetje al te bar.
Ten opzichte van hetgeen de heer van Bruggen heeft gezegd, kan spre-
ker niet anders dan zijn grote bewondering uitspreken voor de prettige
en weldoorwrochte wijze waarop hij de raad weer op zijn jaarlijkse speech
heeft getrakteerd, een speech waarnaar de raad elk jaar weer met ver-
langen uitziet, ai is het alleen maar om de menigvuldige bon mots die hij
daarin weet te vlechten. Dat de vereniging voor staathuishoudkunde nog
over het ruimteprobleem praatte toen die ruimte al enigermate weg was,
is spreker niet met de heer van Bruggen eens. Het is volgens spreker niet
de ruimte die weg is, want wij verkeren op het ogenblik niet in een toe-
stand van depressie. Wij verkeren op het ogenblik niet in een toestand
van afebbende welvaart, maar wel in een toestand van duidelijke mone-
taire zorgen. Dit ligt naar sprekers mening op een ander vlak. Spreker
is het volkomen met de heer van Bruggen eens dat de toestand van mone-
taire zorgen kan uitlopen op die inflatie-spiraal waarop deze duidde. Ook
is spreker het met hem eens dat daar een toestand van depressie uit kan
voortkomen, maar dat hoeft het geval nog niet te zijn, zeker niet als die
monetaire factoren worden beheerst op de wijze zoals dat op het ogenblik
geschiedt. Het is zo, dat de Nederlandse Bank, volkomen onder de rege-
ringsduim staande, precies zo speelt als zij spelen moet en de banken
volkomen in de hand heeft door alle mogelijke middelen om inflatie te
voorkomen. Spreker is niet zo bang dat we in deze toestand een toestand
van depressie zullen terugvinden zoals in de dertiger jaren.
Natuurlijk kleven er bezwaren aan de welvaartpsychose. We weten
allemaal dat wie het breed heeft het breed laat hangen en die bezwaren
kleefden er vroeger ongetwijfeid aan. Dit kan ook aanieiding geven tot
een crisis. Kijk maar naar die oude crisistheorieën die in wezen toch nog
aitijd gelden, al worden ze door alle mogelijke factoren afgeremd. Door
een grotere 'welvaart kan er een te grote uitzetting van het productie-
apparaat ontstaan en dan kan er weer een dispariteit ontstaan tussen