21 maart 1957.
91
nu reeds zijn standpunt over dit verzoek gaat uiteenzetten. Nadat burge-
meester en wethouders hun preadvies hebben uitgebracht krijgt men nog
volop gelegenheid hierover zijn mening te zeggen.
De heer Mr. Dr. van Bruggen is het met het standpunt van de voor-
zitter eens. Mogelijk kan het advies van het college uitgebracht woi'den
met een meerderheids- en een minderheidsstandpunt.
De heer Zegwaart meent, dat het college dan alvast rekening kan hou-
den met het standpunt van de Partij van de Arbeid. Dat scheelt wel eens.
De heer Reijnders constateert, dat het al de tweede keer is dat de heer
Zegwaart op een dergelijke smalende manier opmerkingen maakt. Spre-
ker had maar liever dat hij dat achterwege liet. Het zou wel eens tot
gevolg kunnen hebben dat spreker ook met opmerkingen kwam.
Overeenkomstig het voorstel van burgemeester en wethouders wordt,
zonder hoofdelijke stemming, besloten, de stukken genoemd onder o t/m q
in hun handen te stellen om preadvies.
De Voorzitter stelt vervolgens aan de orde een voorstel van burgemees-
ter en wethouders om aan de heer Peterse, adjunct-directeur van openbare
werken, over de periode van 1 november 1956 tot 1 maart 1957 waarin hij
de func'tie van directeur heeft waargenomen, een vergoeding toe te kennen
van 600,
Dit voorstel wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen.
III VERHOGING PRESENTIEGELD VOOR HET BIJWONEN
VAN DE RAADS-VERGADERINGEN.
Het voorstel met ontwerp-besluit is opgenomen in de gedrukte stukken
onder volgno.
18. Presentiegeld voor bijwonen raadsvergaderingen.
De Voorzitter deelt mede, dat de financiële commissie zich hiermede kan
verenigen.
De heer Zegwaart verzoekt het college dit voorstel terug te nemen.
Spreker zou liever eerst eens afwachten hoe de economische toestand zich
dit jaar ontwikkelt. Aan het eind van dit jaar kunnen burgemeester en
wethouders dan zo nodig met dit voorstel terugkomen, waaraan dan, als
de mogelijkheid daartoe bestaat, nog terugwerkende kracht verleend kan
worden vanaf 1 januari 1957.
De heer Mr. Dr. van Bruggen merkt op, dat de tijdsomstandigheden zo-
danig zijn, dat verwacht mag worden dat de kosten van het levensonder-
houd gaan toenemen. Spreker prijst daarom de nederlandse arbeidersbewe-
ging dat zij er in toegestemd heeft om geen loonsverhogingen te vragen
zolang de kosten van het levensonderhoud in de arbeidersgezinnen be-
neden een bepaald punt blijven. Waar er dus offers worden gebracht meent
spreker, dat de raad dan ook genoegen moet blijven nemen met het pre-
sentiegeld dat thans gegeven wordt. Sprekers fractie is van oordeel dat
het juiste moment voor dit voorstel niet aanwezig is.
De heer Verhoeven vindt het persoonlijk niet zo vreselijk als het presen-
tiegeld nu zou worden verhoogd. Spreker is van mening dat het tegen-
woordige presentiegeld in geen verhouding staat tot de daarvoor gepres-
teerde arbeid. De grootte van het presentiegeld raakt velen van de raads-
leden persoonlijk niet. Het gaat bovendien maar om enkele guldens. Spre-
ker vindt het buitengewoon plezierig dat juist de heer Zegwaart het voor-
stel heeft gedaan om dit voorstel terug te nemen, maar van de andere
kant vindt spreker dit toch niet juist omdat de vergoeding reeds lange
trjd beneden het normale ligt. Het is nog niet zo'n economische noodtoe-