29 mei 1957. 114 regeling er is, het kerkgenootschap het reeds van de gemeente ontvangene zal hebben te restitueren. Wanneer in de rijksregeling niet bindend wordt voorgeschreven dat de gemeenten zich op dit terrein hebben te onthouden, is een samenloop van subsidies, misschien cumulatief, misschien cumulatief tot een bepaald percentage of tot een bepaald bedrag, ook denkbaar. Het is wel bekend in welke richting de voorstellen van de commissie Stassen gaan, maar niet wat de uiteindelijke regeling wordt. Sprekers fractie is daarom van gevoelen dat art. 10, sub 2, beter zo zou kunnen worden geredigeerd, dat ten aanzien van de kerkgenootschappen die al een subsidie van de ge- meente zullen hebben ontvangen vôôr dat de rijksregeling tot stand komt, de situatie geheel nieuw zal worden bezien. Daarmede wordt de regeling geheel open gehouden, terwijl zoals het er nu staat imperatief is voor- geschreven dat alles wat van de gemeente is ontvangen, zal moeten worden gerestitueerd. Voorts is spreker van mening, dat het woord „kunnen" in het derde lid van artikel 3, eigenlijk moet worden vervangen door „zullen". Immers wanneer de kerkelijke grenzen zich over de gemeentelijke grenzen uit- strekken, dan dient daarmede bepaald rekening te worden gehouden in die zin, dat de gemeente slechts subsidieert in verhouding tot het aantal leden van het kerkgenootschap dat in de gemeente woonachtig is. Bij het woord „kunnen" is de zaak ter beoordeling van degene die deze verordening zal gaan hanteren, terwijl wanneer het woord ,,zullen" hier wordt geplaatst, de beperking imperatief wordt voorgeschreven, hetgeen sprekers fractie graag wil. Tenslotte gelooft spreker, dat de 2e alinea van artikel 6 gevoegelijk kan worden geschrapt. Deze verordening toch wordt door de raad vast- gesteld en de raad is dus ook bevoegd om daar veranderingen in aan te brengen die hij nodig acht. De Voorzitter acht het in dit stadium nog niet nodig een commissie ad hoc in te schakelen. Spreker wil daarom eerst de andere leden aan het woord Iaten. De heer Mr. Dr. van Bruggen zegt, al eens meer opgemerkt te hebben, dat er sommige punten zijn die niet commissoriaal kunnen worden ge- maakt, omdat er geen aangewezen commissie voor bestaat. Zou hier een commissie voor culturele aangelegenheden hebben bestaan, dan zou dat waarschijnlijk de aangewezen commissie zijn geweest om dit punt te be- handelen. Een raadsvergadering leent zich in het algemeen niet gemakke- lijk om l'improviste bepaalde amendementen ten opzichte van een con- ereet voorstel in te dienen. Het is veel beter die in kleinere kring te be- kijken en te overwegen. Wanneer dit gebeurd zou zijn, zou deze verorde- ning gemakkelijker te beoordelen zijn. Spreker wijst er op, dat er bijv. twee systemen voor het verlenen van een bijdrage kuhnen worden toege- past, nl. hët geven van een bepaald percentage van de stichtingskosten met of zonder de grond en het geven van een subsidie per zitplaats. Het komt spreker daarom gewenst voor dat ook deze kwestie rustig in een commissie ad hoc wordt bekeken, indien een en ander maar niet tot on- nodige vertraging leidt. Over de principiele zijde van de zaak kan echter vandaag wel gesproken worden. Spreker heeft dit voorstel met grote sympathie begroet. Spreker kan v'olledig onderschrijven dat het college de kerken als bindende ele- menten in de samenleving ziet. Van de zijde der burgerlijke gemeenten wordt meer en meer erkend, dat bij de bouw van kerken, door welstands- eisen en de plaats die in een nieuwe wijk wordt ingenomen, aan de kerk- genootschappen hoge eisen worden gesteld. Spreker laat hierbij in het midden of de argumentatie van het college in dit opzicht in dit concrete geval al of niet juist is. Een zeker neutralisme van de overheid ten op- zichte van de kerk is er toch eigenlijk niet meer. Vanaf de komst van

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1957 | | pagina 3