115
29 mei 1957.
Willibrordus en Bonifacius is in ons land de cultuur en het recht christelijk
gevormd. In deze cultuur zijn wij geworteld. Dat ook in onze tijd een
koningschap erkend wordt dat gegrond is bij de gratie Gods en dat de
vergaderingen van de raad worden aangevangen met een ambtsgebed,
houden de erkenning in dat de overheid het gezag aan God ontleent. In
deze positieve zin heeft de overheid niet alleen de taak de kerken te er-
kennen, maar ze te erkennen als scheppende bindende machten in de
samenleving en het op die grond mogelijk te maken het werk te doen door
het creëren van een bijdrageregeling.
Men zou de vraag kunnen stellen of de kerkgenootschappen nu zelf hun
kerken niet meer kunnen bouwen. Spreker heeft de tijd nog gekend dat
door individuele personen kerken werden geschonken. Nu kan dat niet
meer. Door de hoge belastingen is de marge die overblijft om aan kerken
bij te dragen, zeer afgenomen. Zo ziet men, dat de onderhoudskosten van
betrekkelijk oude kerkgebouwen die misschien vroeger voor een gehele
gemeenschap zijn gebouwd, niet meer door die gemeenschap kunnen wor-
den gedragen, zodat rijks- en gemeentesubsidies voor restauraties worden
verleend.
In art. 1 wordt uitgegaan van de lijst van kerkgenootschappen. Spreker
stelt het geval dat een bepaalde groep plaatsing op die lijst verzoekt en dit
om formele redenen niet geweigerd kan worden. Maar er zal dan toch
ook moeten blijken van het aanwezig zijn van een bepaalde omvang en
van een bepaaid structueel beginsel. Spreker gelooft dat het geven van
een subsidie per zitplaats in die richting wijst. Dit zou de commissie ad hoc
ook nog eens kunnen bekijken.
Voor het geval dat de grenzen van de kerkelijke gemeente niet samen-
vallen met de grenzen van de burgerlijke gemeente is ook een regeling
getroffen. Dit is in evenredigheidsverhouding opgelost. Spreker kan zich
echter voorstellen, dat men inzake het geven van subsidies tot een ge-
meenschappelijke regeling moet komen met de naburige gemeenten.
De commissie Stassen stelt voor 25% bijdrage te geven in de stichtings-
kosten. In hoever daaraan terugwerkende kracht zal worden gegeven is
niet bekend.
In ieder geval kan nu een beginselbesluit worden genomen. De regeling
is voor de kerken acceptabel omdat er volledige vrijheid van handelen
in eigen zaken blijft. De kerken zullen allen dankbaar zijn voor deze
regeling.
Hoewel geen formalist zijnde is spreker van mening dat, als er een
eontract gemaakt moet worden, dit goed moet zijn. Bij goede verhoudingen
komt een contract nooit op tafel. Dat is alleen maar het geval als er
moeilijkheden zijn. Daarom moet deze verordening zeer zorgvuldig bekeken
worden. De punten die genoemd zijn dienen z.i. dan ook nog bekeken te
worden.
De heer Brink is inmiddels ter vergadering verschenen.
Mevr. van der Meulen ziet aan dit raadsstuk een financiële kant, die
zij aan haar fractiegenoot de heer Reijnders overlaat, en een principiele
kant. Als er gesproken wordt over het geven van subsidie door de over-
heid, dan moet men zich de vraag stellen of het subsidie zal dienen voor
het algemeen belang. De vraag of de kerk een algemeen cultureel en gees-
telijk belang dient, moet zeer beslist bevestigend beantwoord worden.
De kerk neemt een zeer belangrijke plaats in op geestelijk, zedelijk en
cultureel gebied en op het terrein van de beschaving. In hun voorstel spre-
ken burgemeester en wethouders over de belangrijke taak die de kerk
heeft. Spreekster zou dit toch wel uitgebreid willen zien met de plaats die
belangrijke geestelijke ernstige stromingen daarin innemen. Het spijt
spreekster dat zij dit facet in het ontwerp-besluit gemist heeft. Wanneer
de raad overheidsgelden gaat besteden, dan is het belangrijk dat, wanneer