119
29 mei 1957.
komen. Er komen dan verschillende vragen op, zoals, hoeveel zitplaatsen
moeten er zijn, hoeveel belijdende-, niet-belijdende- en doopleden zijn er,
waarvan dan stukken overgelegd zouden moeten worden.
Het door de heer van Bruggen genoemde onwaarschijnlijke geval is
theoretisch misschien mogelijk, maar men moet niet vergeten dat de
aanvrager om subsidie toch altijd nog 85% van de stichtingskosten van
een kerkgebouw moet kunnen fourneren.
Spreker noemt het vanzelfsprekend dat een te verlenen subsidie op de
kapitaaldienst zal komen te drukken. In ieder te nemen besluit zal dit
worden geregeld.
Ook de investeringsbeperking is nog ter sprake gebracht. We leven nu
eenmaal in een situatie dat ook de gemeente Heemstede heel weinig geld
heeft. Op het ogenblik is er één subsidie-aanvrage ingediend. De kerk waar
het om gaat staat er reeds. Mogelijk is er met het kerkgenootschap een
regeling te treffen dat de betaling van het subsidie wordt uitgesteld.
De heer Verhoeven heeft nog gezegd, dat dit ontwerp-besluit aantoont
dat burgemeester en wethouders zich willen gaan begeven op het terrein
van de raad. Spreker zou gaarne willen weten waar dat staat, want dan
is hij bereid om dit in het ontwerp-besluit te wijzigen.
Omdat de ingebrachte bezwaren naar sprekers mening niet zodanig zijn
dat daarover thans geen beslissing kan worden genomen wil spreker ten
sterkste afraden om hiervoor alsnog een commissie ad hoc te benoemen.
Bovendien is dit geen definitieve regeling maar een regeling in afwachting
van de rijksregeling.
De heer Mr. Zeelenberg heeft tegen het woord ,,kunnen" in de 3e alinea
van artikel 3 niet zoveel bezwaar, wanneer inderdaad de nadruk gelegd
wordt op het feit dat daarmede ook andere mogelijkheden voor de raad
worden opengehouden.
De toelichting van de voorziter op art. 6, 2e lid, werkt in dubbel opzicht
verhelderend, omdat de raad thans begrijpt wat er bedoeld wordt en omdat
daardoor wordt getypeerd hoe verkeerd deze redactie is. Wil men de be-
doeling duidelijk uit laten komen, dan moet de redactie worden omgezet
en luiden:
„Indien de kosten van bouwwerken in het algemeen wijziging hebben
ondergaan, kan het in het voorgaande lid aangegeven maximum door de
raad daaraan worden aangepast". Dan komt duidelijker naar voren, dat
slechts in bepaaide omstandigheden dit 2e lid van art. 6 zal spelen. Hier-
uit kan men zien, dat eigenlijk het redigeren van een besluit moeilijk in
deze grote bijeenkomst kan worden gedaan. Dit zai nog duidelljker worden,
nu spreker helaas moet zeggen, dat het betoog van de voorzitter over het
2e lid van artikei 10, hem niet overtuigd heeft van zijn ongelijk. Natuur-
lijk hoeft men nooit meer terug te geven dan men van het rijk heeft
ontvangen. Het kan zijn, dat men van het rijk minder zal krijgen dan men
van de gemeente heeft gehad. Het rijk kan bijv. 10% gaan geven. Dit
begrijpt spreker allemaal wel. Hij wil echter althans nog rekening houden
met de mogelijkheid dat de centrale overheid wel het subsidiëren aan zich
zai trekken, maar niet principieel zal verbieden dat de gemeenten zelf-
standig nog iets doen.
De Voorzitter wijst er op, dat voor zover thans bekend, de gemeenten
alleen bevoegdheid zullen krijgen subsidie te verlenen als extra eiser bij de
bouw van een kerk werden gesteld.
De heer Mr. Zeelenberg weet dat wel. Maar die voorstellen zijn nog
geen wet en juist omdat niet bekend is hoe dit zal uitvallen, wil spreker
deze mogelijkheid openhouden. Het komt spreker in beginsel niet juist
voor om zich, vooruitlopende op een regeling die nog niet in haar defini-
tieve vorm bekend is, nu reeds vast te leggen.
Dit alles staaft spreker in zijn idee dat het toch wel verstandig is om