27 juni 1957. 149 ven van haar man heeft zij dus niet aanwezig kunnen zijn. Dit is de lezing van het dagbiad. Omdat hierbij Heemsteedse rusthuizen in het geding zijn, meent spreekster de vragen te moeten stellen. De heer van Houten, wethouder, is blij dat deze kwestie aan de orde is gesteld. Hij kan gelukkig een vrij gunstig antwoord geven. Op de eerste vraag kan spreker bevestigend antwoorden. Na het onderzoek is spreker gebieken dat het betreffende verslag wel enigszins tendentieus is. De juiste toedracht is als volgt. De bewuste familie was eerst in Haarlem in een rusthuis ondergebracht en daarna naar een Haar- lems pension verplaatst. In dat pension is de man vrij ernstig ziek gewor- den. Hij is toen per ambulaneewagen naar een rusthuis in Heemstede ver- voerd. De zieke is op een stoel uit de ambulancewagen in het rusthuis gedragen. Hij is voorlopig op de stoel blijven zitten. 's Avonds is hij wel degelijk naar bed gebracht. De volgende morgen heeft de exploitante van het rusthuis de G.G.D. te Haarlem medegedeeld, dat haar rusthuis niet ingesteld was op de verpleging van deze zieke. Nog dezelfde dag is de man op last van de G.G.D. weer overgebracht naar een Haarlems rusthuis en niet naar een Heemsteeds rusthuis. Die overbrenging is gebeurd in tegenwoordigheid van een huisbezoekster van een charitatief centrum in Haarlem, omdat de G.G.D. de wenselijkheid had te kennen gegeven, dat de echtgenote de man niet zou vergezellen aangezien opname in dat rust- huis van beiden niet gewenst werd geacht. Zodoende moest de vrouw in het rusthuis te Heemstede achterbiijven. Nadat de man was overgebracht is de huisbezoekster weer naar Heemstede teruggekeerd, zodat spreker ge- voegelijk mag aannemen dat zij met de vrouw een en ander besproken heeft. Dat z.g.n. onwetendheid ten deze heeft bestaan, kan als onjuist wor- den aangemerkt. In het algemeen kan gezegd worden dat dit een Haarlems geval is. In de keten van rusthuizen waarin de man is geplaatst, is Heemstede slechts een schakel geweest. Dit geval is eigenlijk min of meer een uitvloeisel van een algemene situatie, die een nog zeer onvoldoend gespecialiseerde accomodatie voor bejaarden, chronische zieken en geestelijk gestoorden te zien geeft. Het is een bitter voorbeeld van de noodzaak om tot een grotere overheidsbe- moeiing inzake de bejaardenzorg te komen. Helaas maakt de bestedings- beperking ook in dit opzicht een grote belemmering uit voor het nemen van de nodige voorzieningen. Van het geval kan spreker alleen zeggen, dat het van de exploitante van het rusthuis zeer ontactisch is geweest om de vrouw niet direct te zeggen waar haar man naar toe werd gebracht. Mevr. van der Meulen is tevreden met het door de wethouder ingestelde onderzoek. Zij kan niet tevreden zijn met de behandeling van dit eehtpaar. Dit geval ressorteert echter onder Haarlemse instanties, die zich hier zeker wel mee zullen bemoeien. Spreeksters gevestigde mening is, dat er toch wel zeer ongewenste toestanden op dit terrein zijn. Er zijn wel par- ticuliere inrichtingen waar men de ouden van dagen zo goed mogelijk verzorgt, maar er zijn er ook waaraan grote gebreken kleven. Spreekster blijft dan ook van mening dat de zorg voor de bejaarden overheidszorg zal moeten zijn. De heer van Houten, wethouder, antwoordt, dat de toestand in de rust- huizen inderdaad niet overal zo is als burgemeester en wethouders dat zouden wensen. De gemeente Haarlem heeft een geriatrische dienst in het leven geroepen, die o.m. controle uitoefent op de in rusthuizen onderge- brachte bejaarden. Toen spreker daar kennis van kreeg, heeft hij zich tot de betreffende wethouder van Haarlem gewend met het verzoek of de mogelijkheid zou bestaan, dat Heemstede met Haarlem hierin zou samen-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1957 | | pagina 17