26 september 1957. 177 cept-begToting 1958, niet dienden te worden uitgesteld. Toen is unaniem door het college besloten om deze gedachte aan de raad voor te leggen. Dit betreft geen besluit om iets niet te doen, maar alieen om iets op te schorten. Het verwijt van mevr. van der Meulen aan het adres van het college inzake het voeren van een traag beleid, is van alle grond ontbloot. De heer van Houten, wethouder, zal gaame de financiële kant van het voorstel toelichten. Het heeft spreker getroffen, dat er over deze aange- legenheid een verkeerde opvatting schijnt te heersen. Het is hier geen kwestie van tegenwerking of op de lange baan schuiven; het college is sportief genoeg om in een voorkomend geval een goede verliezer te kunnen zijn. Hier wordt echter geen spel gespeeld; het zijn uitsluitend financiële overwegingen die tot het voorstel hebben geleid. Spreker wil dan eerst even teruggrijpen op de begrotingsvergadering van februari van dit jaar. De raad zal zich herinneren dat, toen besloten werd aan het reeds bestaande grote tekort op de begroting voor 1957 nog een bedrag van pl.m. 30.000,toe te voegen voor de aanstelling van kleuterhelpsters, spreker gewaarschuwd heeft, dat men toch wel zeer voorzichtig moest zijn met het nog verder opvoeren van dat tekort, aan- gezien het helemaal niet zeker was, dat gedeputeerde staten zich zouden kunnen verenigen met dit af te schrijven op de reserve. In tegenstelling met een suggestie die toen gedaan werd om méér uit te geven, heeft spre- ker gezegd, dat men de tering naar de nering diende te zetten en niet omgekeerd de nering naar de tering. In de loop van het jaar heeft de zorgelijke financiële toestand zich in alle gemeenten steeds verder toege- spitst en allerwege is men nu wel gedwongen om de tering naar de nering te zetten. Spreker heeft niet de vrijheid om in het openbaar alle moeilijkheden op te sommen waarvoor de gemeente zich geplaatst ziet, doch men moet hem op zijn woord geloven, dat de gemeente op het ogenblik financiëel bij de dag leeft. Op het moment hebben wij niet eens geld om aan onze verplichtingen tegenover derden te voldoen. Wij leven in een tijd, dat het college zich grote zorgen maakt hoe het verder moet gaan, als van hoger- hand geen andere maatregelen getroffen worden om de gemeente in de gelegenheid te stellen geld te kunnen lenen, niet alleen voor de kapitaal- dienst maar ook voor de gewone dienst. Dit is bittere ernst, waar spreker niet genoeg op kan attenderen, een ernst waaraan de raad niet voorbij mag gaan met een schouderophalen van dit zal wel in orde komen en het is niet zo erg. U gaat straks naar huis, waarschijnlijk in de veronder- stelling van „ze zoeken het maar uit". Het college zit echter voor de grootste moeilijkheden wat betreft het voldoen van allerlei financiële verplichtingen. Verplichtingen die moeilijk zijn na te komen, omdat de gemeenten van verschillende kanten aan banden worden gelegd, zoals door de Bank van Ned. Gemeenten, de Nederlandse Bank en door de Regering. Spreker wil ook nog een tweede verkeerde opvatting rechtzetten: het is n.l. niet zo, dat gedeputeerde staten zonder meer hun principiële goed- keuring hebben gehecht aan de aanstelling van de kleuterhelpsters. Ge- deputeerde staten beschouwen deze uitgave als een onverplichte en als zodanig hebben wij haar bij de begroting te bezien. Zij schreven destijds dan ook, dat zij geen bezwaar tegen de aanstelling van kleuterhelpsters hadden, mits tegenover die bepaalde uitgave een inkomstenpost kon wor- den gesteld. Die inkomstenpost is toen, gelukkig, door een administra- tieve correctie gevonden kunnen worden, waarop gedeputeerde staten uit- eindelijk hun goedkeuring aan de begroting hebben gehecht. Toen was dus ook het moment aangebroken waarop tot aanstelling van kleuterhelpsters kon worden overgegaan. De voorzitter heeft reeds met het noemen van verschillende data aan- getoond, dat hier geen sprake is geweest van traineren, nog veel minder

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1957 | | pagina 11