26 september 1957.
171
De heer Drs. Weijers zegt, dat de voorzitter het doet voorkomen of er
maar 1 vakature is waarvoor nu een keuze moet worden gedaan.
De Voorzitter antwoordt, dat de commissie zitting heeft tot 1 oktober.
Eén lid der commissie heeft met ingang van 1 oktober ontslag gevraagd.
De heer Scheer zou bij motie aan burgemeester en wethouders willen
vragen om de heer P. J. van Kesteren als adviserend lid aan de vorderings-
commissie toe te voegen.
De V oorzitter antwoordt, dat, al zou een dergelijke motie zelfs worden
aangenomen, burgemeester en wethouders die gewoon naast zich neer zou-
den leggen, omdat het benoemen van een adviserend lid tot de taak van
burgemeester en wethouders behoort.
De heer Reijnders wil op het stembiljet 5 namen schrijven voor de te be-
noemen vorderingscommissie en daaronder een naam bedoeld als advies
aan burgemeester en wethouders voor het benoemen van een adviseur of
adviseuse. Spreker weet wel dat burgemeester en wethouders het advies
van de raad niet nodig hebben, maar dan is er toch aan de gedachte van
de heer Scheer en anderen tegemoet gekomen.
De Voorzitter wijst er op dat dit niet kan, omdat dan het stembiljet
ongeldig is.
De heer Dijkstra meent, dat de heer Kooijmans helemaal niet op de
dwalingen zijns weegs behoeft terug te komen, zoals door de heer Reijn-
ders wordt aanbevolen. Spreker is er van overtuigd dat de zitting hebben-
de leden der commissie hun werk steeds goed hebben gedaan, maar hij acht
het een rechtmatig verzoek van zijn fractie om iemand in de commissie
te benoemen die deel uitmaakt van de door haar vertegenwoordigde groep.
De Voorzitter verzoekt de heren Dijkstra en Hopstaken met hem het
bureau van stemopneming te vormen.
Uit de gehouden stemming blijkt, dat zijn uitgebracht op de heren van
der Linden 11 stemmen, Schippers 11 stemmen, Verspoor 9 stemmen, van
der Weiden 10 stemmen, op mevr. van der Meulen 9 stemmen, terwijl 5
stemmen werden uitgebracht op de heer van Ravenstein, 3 op de heer van
Kesteren. Eén stem was van onwaarde.
Mevr. H. van der Meulen-Houwer en de heren N. J. van der Linden, J.
Schippers, A. J. J. Verspoor en J. A. A. M. van der Weiden zijn dus, in-
gaande 1 oktober 1957 benoemd tot leden van de commissie bedoeld in
artikel 8 der Woonruimtewet 1947.
IV. ONDERWIJZEND PERSONEEL (WIJZIGING POSITIE
MEJ. HOF).
Het voorstel met ontwerp-besluit is opgenomen in de gedrukte stukken
onder volgno.
97. Onderwijzend personeel Voorwegschool.
De heer Ir. Kooijmans vraagt, of het de bedoeling is dat deze boven-
tallige onderwijzersplaats weer wordt vervuld dan wel dat het aantal leer-
lingen het veroorlooft dat niet meer in de vakature wordt voorzien.
De Voorzitter zegt, dat er een vakature aan de Voorwegschool is. Mej.
Hof werd indertijd als boventallige leerkracht aan die school aangesteld.
Door deze vakature kan zij als het ware opschuiven en geacht worden te
behoren tot het wettelijk verplichte aantal leerkrachten van die school.
De nieuw te benoemen onderwijzeres wordt dan boventallig.
Het ontwerp-besluit wordt vervolgens zonder hoofdelijke stemming vast-
gesteld.