174
26 september 1957.
kennis draagt. Zij neemt aan, dat ook Heemstede aanzienlijke tekorten
op de begroting zal hebben, maar eerst zal de raad moeten kunnen over.
zien hoe dit alles ligt. Is inkomstenverhoging nog mogelijk door verhoging
van plaatselijke belastingen of hoe en waar kan men bezuinigen
Spreekster kan het er niet mee eens zijn dat in de eerste plaats bezuinigd
moet worden op een zo belangrijk iets als het kleuteronderwijs. Ten slotte
vraagt spreekster, wat eigenlijk de positie van de raad en die van burge-
meester en wethouders is.
De heer Drs. Weijers heeft ook erg veel bezwaren tegen dit voorstel.
Deze zijn van dezelfde aard als die van mevr. van der Meulen. Uit het
plaatsen van een oproep voor kleuterhelpsters blijkt, dat men inderdaad
het plan had om die helpsters aan te stellen, waaruit spreker de conclusie
trekt, dat het college toen dus al dekking gevonden had voor de daarvoor
uit te geven gelden.
Nu komen burgemeester en wethouders ineens met het bezwaar, dat
zij de benodigde gelden niet kunnen vinden. Voor andere zaken heeft men
echter wel altijd dekking kunnen vinden. Evenals dat in het verleden wel
het geval is geweest begint men nu maar direct bij het onderwijs te be-
zuinigen. Mevr. van der Meulen heeft zeer juist gewezen op de gewel-
dige betekenis van de opvoeding van de kleuter. Spreker denkt nog niet
eens aan de waarde van die opvoeding voor de maatschappij, omdat die
nog lang op de kleuter moet wachten, maar aan de waarde voor het lager-,
voortgezet lager- en middelbaar onderwijs. Op de kleuterscholen wordt
al de grondslag gelegd voor de houding van het kind bij het verdere onder-
wijs. Spreker kan zich niet indenken dat burgemeester en wethouders voor
deze uitgave geen posten op de begroting kunnen vinden. Spreker denkt
natuurlijk niet aan belastingverhoging maar aan andere dingen waarop
bezuinigd zou kunnen worden. Spreker kan niet inzien waarom de raad
dit voorstel zo maar moet accepteren.
De heer Zegwaart vindt het een moeilijke beslissing. Spreker kan voor
het standpunt van burgemeester en wethouders voelen maar voelt min-
stens evenveel voor de gedachten die mevr. van der Meulen en de heer
Weijers hebben ontwikkeld. Ook in sprekers fractie is de vraag gesteld
hoe het komt dat de benoeming van de kleuterleidsters zo lang stagneert,
maar spreker heeft wel het vermoeden dat de voorzitter daar wel een
antwoord op heeft. Spreker is het eens met mevr. van der Meulen, dat het
kleuteronderwijs van grote invloed is op het verdere leven van de kin-
deren. S'preker heeft er wel eens iets van gelezen, maar hij kan dat niet
allemaal zo weergeven. Spreker vraagt zich af of het besluit tot het aan-
stellen van kleuterleidsters niet kan worden gehandhaafd. Spreker zou
gaarne zien dat daarover bij de begroting zou kunnen worden gesproken,
omdat men dan met meer kennis van zaken daarover kan oordelen. Wordt
het besluit tot het aanstellen van kleuterleidsters vandaag echter niet
ngetrokken, dan gelooft spreker, dat burgemeester en wethouders ver-
plicht zijn met de uitvoering daarvan door te gaan. De financiële zorgen
van de gemeente verbonden aan het verkrijgen van gelden, zullen in de
toekomst toch wel een beetje verlicht worden doordat de kosten van de
woningbouw binnenkort door het rijk zullen worden overgenomen. In
verband hiermede vraagt spreker zich af of het niet beter is om vast te
houden aan hetgeen indertijd door de raad is besloten.
De heer Ir. Kooijmans heeft met belangstelling naar het betoog van
mevr. van der Meulen geluisterd. In haar betoog ligt veel sympathieks.
Het is inderdaad zo, dat de kleuterjaren van veel betekenis zijn voor de
latere levensjaren, maar er zijn psychologen en paedagogen die zelfs die
invloedrijke leeftijd nog vroeger leggen, nl. in de eerste 2 of 3 jaren. Als er
genoeg mogelijkheid was, zou begonnen kunnen worden met de ouders