19 december 1957. 264 vertoont, omdat dit allerhande misbruiken voorkomt, niet alleen van de zijde van de werkgevers maar ook van de zijde van de werknemers. Enige reserve is dus gewenst, omdat men daardoor tot normale verhoudingen terugkomt. Dat is niet alleen sprekers mening, maar ook die van de heer Middelhuis. De heer Zeelenberg, aldus spreker, heeft niet gesproken van de voorzitter van de katholieken, want zo mag hij spreker niet noemen aangezien hij nog geen Paus is, maar spreker is wel de voorzitter van de katholieke partij in deze raad. De heer Zeelenberg mag spreker dus gerust zo noemen, want sprekers partij is de enige die zich zo noemt. Hier constateert spre- ker weer een proberen van de heer Reijnders om iets ,,hinein" te ,,inter- pretieren". Spreker weet niet of de heer Reijnders dat woord ,,hinein in- terpretieren" nog kent, maar het kwam van een mannetje waarmee hij het vast niet eens was. De heer Reijnders heeft ook nog beweerd dat de K.A.B. een fractie van de K.V.P. is. Nou dat is ie niet. Spreker gelooft, dat de verhoudingen hier geheel anders liggen dan de verhouding tussen N.V.V., V.A.R.A. en P.v.d.A. Spreker zou graag willen, dat de heer Reijnders in de toekomst niet pro- beert spijkers op laag water te zoeken; niet probeert initiatieven, die we samen gehad hebben, voor zich te incasseren; niet probeert te gewagen van frisse winden, want het zijn oudbakken winden. Spreker vindt dit een sfeer en een toon die men vroeger heeft kunnen beluisteren in vergaderin- gen van de Tweede Kamer. In dit gezelschap zou spreker die niet graag terugvinden. Met het betoog van de heer van Houten kan spreker het voor het groot- ste deel eens zijn, behalve wat betreft diens sombere kijk op de Heem- steedse financiën. Spreker is van mening dat we die niet zo hopeloos moe- ten inzien. Als spreker penningmeester van een vereniging is klaagt hij ook aitijd. Hij neemt dus aan, dat de heer van Houten dit qualitate qua gezegd heeft. Spreker vindt het helemaal niet zo erg dat de heer van Hou- ten, als penningmeester van de gemeente Heemstede, klaagt. Dat heeft wel een goede zijde, want dan zal men zich op de financiën nog eens extra bezinnen. De heer van Houten heeft verder iets gezegd dat spreker uit het hart gegrepen is, nl., dat men bij de besteding moet kijken naar de wenselijk- heid en de noodzaak van de uitgave. Dat heeft hij ook van toepassing ge- bracht op de aanstelling van de kleuterhelpsters. In dit verband is ook het woord ,,onverplichte uitgave" gevallen. Spreker is het met de heer van Houten eens, dat onder een onverplichte uitgave moet worden verstaan een uitgave, die onverplicht is boven hetgeen wettelijk is voorgeschreven. Maar, wanneer wij hier in Heemstede alles zouden nalaten wat gedaan wordt boven hetgeen wettelijk is voorgeschreven, dan is spreker toch van mening dat de raad zijn taak niet goed zou vervullen. Wat schrijft de wet nl. voor omtrent de fraaie plantsoenen die wij hier hebben; wat schrijft de wet voor omtrent de mooie bomen die we hier laten groeien en zo min mogelijk rooien; wat schrijft de wet voor omtrent de moderne straat- verlichting? We doen dus een heleboel dingen onverplicht. Zo ligt de zaak ook met de kleuterhelpsters. Laten we van deze affaire nu geen moord- zaak maken. Wat zitten we hier eigenlijk te schetteren over f 32.000, die deze zaak zal kosten? Aanstelling van kleuterhelpsters is wenselijk, daar hoeven we niet over te praten en noodzakelijk is het naar sprekers smaak ook. Spreker heeft al gezegd, dat het kleuteronderwijs met de in dienst zijnde kleuterleidsters onvoldoende bevrouwd is. Het is toch alge- meen bekend, dat kleuters meer hulp nodig hebben dan alleen van de leid- ster. Er moet ingesprongen worden bij alle mogelijke noodzakelijke men- selijke verrichtingen e.d. Er moet op allerhande wijze op de kinderen gelet worden. Waarom moeten wij bij een dergelijk groot totaal van de begro- ting nu om f 32.000,kibbelen Als men te dien opzichte iets wil aan-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1957 | | pagina 39