19 december 1957.
294
Maar bovendien komt men in het bedoelde rapport tot de conclusie, dat
in de 4 andere gemeenten waar het bureau dit onderzocht heeft, de kosten
per leerling f 1051,bedragen. Per klasse ligt het kostenbedrag in Haar-
lem f 5000,hoger dan het gemiddelde. Als er dus een school is van
20 klassen, dan betekent dat, dat zo'n school een ton meer kan uitgeven
dan de bijzondere scholen. Van die f 5000,— zijn f 3000,personeels-
lasten. De insiders weten dat dit veroorzaakt wordt, doordat men eerder
kan overgaan tot klassesplitsing, een moeilijkheid die men op bijzondere
scholen niet kan opvangen; f 1000,is voor kapitaalsiasten en de overige
f 1000,zijn voor de verdere uitgaven. Spreker vraagt zich af wat deze
verdere uitgaven voor de klassen zijn.
Het gaat er bij spreker niet om, de subsidie die wij aan Haarlem moeten
geven, te verminderen. Misschien heeft de heer van Bruggen daar op
gewezen. Spreker zou alleen willen wijzen op de geringe bijdrage die
Heemstede aan het bijzonder M.O. geeft. Burgemeester en wethouders
hebben in de beantwoording van een desbetreffende vraag gesteld, dat het
normale exploitatietekort over 1956 van de r.-k. lycea voor jongens be-
draagt plm. f 17,per leerling. Daarnaast hebben deze lycea nog f 17,
per leerling besteed aan het verenigingsleven, culturele vorming (w.o. ook
godsdienstige vorming) en toezicht op huiswerk. Bij elkaar dus f 34,
maar deze uitgaven zijn door het gemeentebestuur van Haarlem beoor-
deeld en daaruit is de eonclusie getrokken dat de bijzondere scholen f 17,
per ieerling tekort komen. De schoolbesturen weten, dat, als zij uitgaven
doen die het rijk niet subsidieert, zij ze zelf moeten betalen. Zij kunnen
dus geen uitgaven doen, om het onderwijs met al zijn moeilijkheden te
vergemakkelijken, voor zaken die bij het onderwijs ten nauwste betrokken
zijn. Door wie worden echter de openbare kassen gevuld? Dat zal toch
wel gebeuren door de belastingbetaler en daarbij maakt men geen onder-
scheid in gezindte. De katholieken en de christelijken betalen in die open-
bare kassen evengoed als anderen. Maar als men dan ziet, dat er voor
een bepaalde groep uit de openbare kassen rijkelijker geput wordt dan
voor andere groepen, dan is dat een grote onbillijkheid. Burgemeester en
wethouders geven in hun antwoord alleen de kosten per leerling aan van
de openbare m.o. en v.h.o. scholen en niet de kosten per leerling van de
bijzondere scholen. Spreker neemt direct aan, dat burgemeester en wet-
houders voor een of meer scholen de gegevens missen. Spreker ontbreken
die gegevens niet, althans niet over 1956. Bovendien kloppen daarvan de
cijfers wel ongeveer met die aangegeven in de meergenoemde enquête, nl.
dat in andere gemeenten de gemiddelde kosten per leerling f 1051,be-
droegen. Volgens de cijfers die spreker van één der R.K. lycea heeft, be-
dragen daar de gemiddelde kosten per leerling f 981,Dat zijn dus alle
uitgaven die er gedaan zijn, ook die niet voor subsidie in aanmerking
komen.
Bij de gemeentelijke scholen heeft men een veel ruimer armslag om bij-
zondere, doch noodzakelijke uitgaven te doen dan bij de bijzondere scholen.
Indien de directeur daarvan iets bijzonders wil doen moet hij zich daarvoor
bij het bestuur vervoegen en het bestuur moet daarvoor verantwoording
afleggen aan het rijk. Bij de gemeentescholen zit daar geen trapje tussen.
Daar ligt de beslissing bij de raad, die in de regel het advies opvolgt van
de onderwijscommissie, waarvan de wethouder van onderwijs wel het voor-
naamste deel uitmaakt. Voor de openbare scholen is het dan ook veel
gemakkelijker om noodzakelijke uitgaven te doen. Spreker gelooft toch
wel, dat het voor iedereen duidelijk zal zijn, dat het noodzakelijk is dat
het bijzonder onderwijs beter gesubsidieerd wordt dan tot op heden. Spre-
ker zou dan ook gaarne zien dat de karige subsidie van f 20,per leer-
ling weer teruggebracht werd op f 40,een bedrag dat vroeger gegeven
werd. Spreker meent dat hier alle reden toe is, omdat de uitgaven bij de
bijzondere scholen per leerling en per klas een stuk lager liggen dan die