22 december 1955 304 wethouders willen dit stopgebod onder alle omstandigheden handhaven, gezien de daar vroeger opgedane ervaringen. Inzake de door de heer Kooijmans gevraagde verlichting van de ver- keersborden, zegt spreker, dat daar wel iets voor te zeggen is. Er zijn uiteraard borden die 's avonds niet goed zichtbaar zijn. Een en ander kan onderzocht worden. Mogelijk dat met lichtgevende verf een oplossing gevonden kan worden. Op de vraag van de heer Scheer antwoordt spreker, dat dit kmpper- licht thans voldoende wordt geoordeeld. Het kan echter best zijn, dat het verkeer in de toekomst dermate toeneemt, dat een volledige verkeers lichteninstallatie moet worden geplaatst. Een toezegging dat dit niet zal gebeuren, kan spreker natuurlijk nooit doen. De heer Mr. Dr. van Bruggen is er van overtiugd, dat, als deze 200. voor verlaging van de knipperlichten, in het voorstel waren verwerkt, de hele raad bereid zou zijn geweest om dit krediet toe te staan. Spreker is altijd bang voor precedenten op dit gebied. Als het een eenvoudige reparatie betreft voelt natuurlijk iedereen wel, dat er een zekere ruimte voor het coliege moet zijn om deze zelf te doen verrichten. Wanneer echter verandering plaats vindt, moet men oppassen. Dan is de grens gauw be- reikt dat via het woord reparatie feitelijk allerlei dingen tot stand komen, waarvoor de raad principieel gezien een besluit moet nemen. Indien der- gelijke uitgaven achteraf worden bekeken zal de raad wel eventjes op- spelen, maar verder zal er niets gebeuren. Misschien is dit een punt om bij de begroting te bespreken. De Voorzitter wijst er de heer van Bruggen nogmaals op, dat het hier geen voorbijgaan van de raad betreft, maar slechts een vermindering van de oorspronkelijke raming, omdat verlaging van de knipperlichten bij nader inzien beter achterwege kon blijven. De heer Ir. Kooijmans wijst er op, dat als men de Cruquiusweg nadert van de kant van Bennebroek, de hele weg kan worden overzien. Als er geen verkeer is, moet men toch stoppen. Daarna mag men weer gaan rijden. Dit geeft een zekere verzwaring van het verkeer. Spreker is het er volkomen mee eens dat er een stopgebod moet zijn indien een kruispunt niet overzichtelijk is, maar als dat niet het geval is, kan men evenveel bereiken met een voorrangsaanduiding. Wanneer men geen voorrang geeft aan het verkeer van een voorrangsweg, is men ook schuldig. De Voorzitter is dit niet met de heer Kooijmans eens. Dit kruispunt is zo uitermate gevaarlijk, dat het noodzakelijk is dat daar gestopt wordt, ook al is dit punt volkomen overzichtelijk. De statistieken hebben be- wezen, dat daar altijd maar ongelukken blijven voorkomen. Doordat elke automobilist daar moet stoppen kijkt men uit- Er zijn zelfs edelachtbare heren bekeurd omdat zij zich niet aan dit stopgebod hebben gehouden. Spreker gelooft, dat het college niet bereid is om het stopgebod daar op te heffen. De heer Keijnders zegt, dat volgens de heer Kooijmans aan de auto- mobilist moet worden overgelaten of hij al dan niet zal stoppen op dit punt. Maar wat dan als de autobestuurder ten onrechte gemeend heeft wel te kunnen doorrijden? Als een wielrijder van richting verandert moet hij zijn hand uitsteken, ook in het geval dat er geen ander verkeer îs. Hetzelfde doet de automobilist door het doen ontbranden van zij- en achterlichten. De weggebruiker staat niet ter beoordeling of het al dan niet nodig is. De heer Drs. Weijers is het met de heer Kooijmans eens, dat dit stop- gebod uitlokt tot het maken van overtredingen. Spreker gelooft dat dit niet het geval zal zijn wanneer aan de automobilisten vlak vöör dat kruis-

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1957 | | pagina 7