6
2e afd.
10 januari 1958
TWEEDE WIJZIGING JAAHWEDDEREGELING AMBTENAKEN.
Aan de Raad,
Bij Koninklijk besluit van 13 mei 1957 Stbl. no. 159 hebben de salarissen
van een deel der hogere rijksambtenaren, de z.g.n. topfunctionarissen, te
rekenen met ingang van 1 september 1956 een verhoging ondergaan.
In een aan de gemeentebesturen gerichte circulaire van 15 juni 1957,
Hoofdafd. O.P.Z. Afd. Bezoldiging Bureau III No. U 26571 geeft de Minis-
ter van Binnenlandse Zaken, Bezitsvorming en Publiekrechtelijke Bedrijfs-
organisatie de gemeentebesturen in overweging voor het daarvoor in aan-
merking komende personeel in dienst der gemeenten overeenkomstige
maatregelen te treffen. Deze maatregelen kunnen dan, volgens de circu-
laire, voor wat betreft onze gemeente neerkomen op een verhoging van het
minimum en maximum verbonden aan de salarisklassen XVII en XVIII.
In overweging wordt hierbij gegeven de marge tussen het bestaande mini-
mnm en maximum dezer salarisschalen met circa 800,— per jaar te ver-
groten en het aantal periodieke verhogingen te vermeerderen tot tenmmste
Toepassing dezer regels betekent voor onze gemeente, dat de salaris-
grenzen van saiarisklasse XVII (referendaris) van f 9312,— 10.176,
worden gebracht op 9552,11.184,en van salarisklasse XVIII
(directeuren bedrijven en openbare werken) worden verhoogd van /10.398
11.448,— tot 10.752,12.576,—.
Met betrekking tot de inpassing van de huidige wedden in de nieuwe
schalen kan naar onze mening zonder bezwaar aan het verzoek van de
Minister worden voldaan om de ter zake voor het rijkspersoneel in artikel
IV van het in de aanhef van ons voorstel genoemd koninklijk besluit van
overeenkomstige toepassing te verklaren.
Met nadruk wordt er in de circulaire op gewezen, dat op het ogenblik
volstrekt zal moeten worden afgezien van enige verbetering in de salaris-
positie van de middelbare en lagere ambtenaren.
Het Centraal Bureau inzake gemeenschappelijke behandeling van ge-
meentelijke personeelsaangelegenheden heeft in zijn aan de aangesloten
gemeenten d.d. 27 juni 1957 no. 258 over deze aangelegenheid uitgebracht
advies medegedeeld, dat de personeelsorganisaties weliswaar instemmen
met de beoogde doorwerking van de voorziening voor de hogere rijksamb-
tenaren in de gemeentelijke dienst en begrip hebben voor de feitelijke ver-
beteringen voor het gemeentepersoneel, die uit de ministeriële circulaire
voortvloeien, doch hun overwegende bezwaren tegen het doorbreken van de
bestaande gemeentelijke salarisverhoudingen, welke ook in het in de cir-
culaire genoemde overleg harerzijds uitdrukkelijk naar voren waren ge-
bracht, hebben gehandhaafd. In deze situatie kon door het Centraal Orgaan
niet geadviseerd worden het plaatselijk overleg achterwege te doen blijven.
Wel echter werd aanbevolen aan het verzoek van de Minister, om de door
hem gesuggereerde voorzieningen voor het personeel in dienst der gemeen-
te te treffen, gevolg te geven.
Het zal U voldoende bekend zijn, dat na het uitbrengen van vorenbe-
doeld advies het centraal overleg over de salariëring der middelbare en
lagere ambtenaren is vastgelopen, doch dat thans allerwege op de regering
aandrang wordt uitgeoefend dit overleg te heropenen. Ook wij betreuren
het, dat de regering tot dusverre geen mogelijkheid heeft gezien aan naar
onze mening gerechtvaardigde verlangens van laatstgenoemde groepen van
ambtenaren met betrekking tot hun salariëring tegemoet te komen, doch
wij hebben gemeend daarom de hiervoor in aanmerking komende ambte-
naren onzer gemeente een verhoging van salaris als aan de hogere rijks-
ambtenaren werd toegekend, niet te mogen onthouden.