37
30 januari 1958.
De heer Hopstaken vraagt of zo'n apparaat als de heer van Bruggen
bedoelt, niet in het groot gemaakt kan worden.
De Voorzitter is van mening, dat het niet op de weg van de particulier
ligt om dergelijke onkosten te maken maar op het terrein van degene die
het water levert. Het lijkt spreker volkomen redelijk dat de Amsterdamse
Waterleiding al het mogelijke doet om deze vieze smaak weg te krijgen,
waartoe zij zich ook volkomen bereid heeft verklaard.
De heer Zegwaart twijfelt aan het resultaat van de pogingen van de
deskundigen om de smaak van het water te verbeteren. In Rotterdam nl.
is de vieze smaak van het water al jaren zo erg dat de aardappelen en
de groente er naar smaken. Als het mogelijk zou zijn om daarin verbete-
ring te brengen, zou men dat in Rotterdam ook wel gevonden hebben of
de mensen bij de Amsterdamse Waterleiding moeten knapper zijn.
De heer Mr. van Wïjk, wethouder, zegt, dat alle rivierwaterleidingen
met dit euvel te kampen hebben. Ook Dusseldorf tobt ontzettend met het
Rijnwater. Het is wel een schrale troost maar ook daar is men er nog niet
achter hoe dit moet worden opgelost.
Hierna sluit de Voorzitter de vergadering.
De secretaris, De voorzitter,