22
2e Afd.
27 februari 1958.
VÖORLOPIGE VASTSTELLING BEDRAG UITGAVEN
OVER 1956 VOOR OPENBAAR KLEUTERONDERWIJS.
De Raad der gemeente Heemstede;
overwegende, dat ingevolge het bepaalde in artikel 47 der Kleuteronder-
wijswet voorlopig behoren te worden vastgesteld de bedragen, welke de
gemeente in het kalenderjaar 1956 voor de openbare kleuterscholen heeft
uitgegeven ter bestrijding van de kosten, bedoeld in artikel 38 onder h en i
van genoemde wet, zijnde de exploitatiekosten per lokaal, en onder j tot
en met 1 van genoemd wetsartikel, zijnde de exploitatiekosten per kleuter;
dat tevens voorlopig behoort te worden vastgesteld het bedrag van de
daarvoor over 1956 van rijkswege beschikbaar gestelde bedragen, alsmede
van het verschil tussen het totaal bedrag der uitgaven en dat van de rijks-
vergoeding;
overwegende, dat in 1956 ten behoeve van het openbaar kleuteronderwijs
de navolgende uitgaven zijn gedaan:
voor de lokalen:
onderhoud schoolgebouwen 691,10
verlichting, verwarming en schoonhouden 5540,59
kosten sociale verzekering schoonmaaksters 160,78
Totaal 6392,47
voor de kleuters:
onderhoud schoolmeubelen, ontwikkelingsmateriaal, hulp-
middelen en schoolbehoeften f 825,43
aanschaffing van ontwikkelingsmateriaal, hulpmiddelen
en schoolbehoeften 2163,12
bezoldiging helpsters 6117,25
sociale verzekering helpsters 437,84
andere uitgaven ter verzekering van de goede gang van
het onderwijs f 146,63
te vermeerderen met administratiekosten 209,355,63
Totaal f 9899,27
overwegende, dat de rijksvergoeding over 1956 is gebaseerd op een
bedrag van 725,per lokaal en van 8,50 per kleuter;
dat het aantal over genoemd jaar voor rijksvergoeding in aanmerking
komende lokalen 7 bedraagt en dat het gemiddeld aantal kleuters voor
het openbaar kleuteronderwijs over 1956 moet worden gesteld op 209;
gelet op de bepalingen van de Kleuteronderwijswet;
BESLUIT:
ten aanzien van het jaar 1956 voorlopig vast te stellen het volgende:
I. het bedrag, dat de gemeente werkelijk heeft uitgegeven ter
bestrijding van de kosten, bedoeld in artikel 38 onder h en i
der wet, op 6392,47
II. het bedrag, dat van rijkswege voor de onder I genoemde
uitgaven aan de gemeente beschikbaar is gesteld, op 7 x
725,5075,
III. het bedrag, dat de onder I vermelde uitgaven meer be-
dragen dan het onder II genoemde bedrag, op f 1317,47
