37 4e Afd. 27 februari 1958. a. een register bij te houden van de personen die in het verzorgings- huis of verpleeghuis worden verzorgd of verpleegd; b. een register bij te houden van het in liet verzorgingshuis of ver- pleeghuis werkzaam zijnde inwonende en uitwonende personeel; c. alle mutaties in de onder a en b genoemde registers onmiddeilijk schriftelijk ter kennis te brengen van burgemeester en wethouders. 2. De onder 1 genoemde registers moeten worden ingericht overeenkoin- stig door burgemeester en wethouders te geven voorschriften en moeten door de vergunninghouder of de houder aan de in artikel 7 bedoelde ambtenaren op hun eerste vordering onverwijld ter inzage worden verstrekt. Artikel 9. De vergunninghouder is verplicht de door burgemeester en wethouders nodig geachte maatregelen te treffen ter voorkoming van gevaar voor be- smetting met tubercuiose of andere besmettelijke ziekten, welke niet be- horen tot die, aangewezen krachtens artikel 1 der Besmettelijke Ziektewet (Stbl. 1928, no. 265). Artikel 10. 1. Burgemeester en wethouders kunnen, behoudens het bepaalde in artikel 11, een vergunning intrekken: a. indien, naar hun oordeel, de verzorging of verpleging niet meer aan redelijke eisen voldoet; b. indien de vergunninghouder of de houder handelt in strijd met de voorwaarden, welke aan de vergunning zijn verbonden; c. indien de vergunninghouder of de houder niet voldoet aan één der verplichtingen, welke hem bij of krachtens deze verordening zijn opgelegd; d. indien biijkt, dat de vergunninghouder of de houder gedurende lan- ger dan drie maanden het houden van een inrichting als bedoeld in artikel 2, le lid heeft gestaakt; e. indien bezwaren bestaan tegen de persoon van de verzoeker of de houder of tegen degene, die hem in de leiding vervangt of tegen het personeel of de inwonende huisgenoten. 2. Artikel 5 en artikel 6 vinden overeenkomstige toepassing. 3. Gedurende de termijnen tot het instellen van het beroep en tijdens de behandeling daarvan blijft de intrekking buiten werking. 4. Mochten bijzondere omstandigheden de onmiddellijke intrekking vor- deren, dan zijn burgemeester en wethouders bevoegd daartoe te be- sluiten. In zodanig besluit, dat terstond aan de raad en bij aangeteken- de brief aan de vergunninghouder wordt medegedeeld, worden de rede- nen, welke tot de onmiddellijke intrekking hebben geleid, vermeld. Artikel 11. 1. Burgemeester en wethouders gaan, behoudens in het geval bedoeld in het 4e lid van het voorgaande artikel, tot intrekking van de vergunning niet over alvorens de vergunninghouder schriftelijk te hebben gewaar- schuwd. 2. Indien het voornemen tot intrekking is gegrond op het in het le lid onder a van artikel 10 bepaalde, stellen burgemeester en wethouders een termijn waarbinnen de vereiste verbeteringen moeten zijn aange- bracht.

Krantenviewer Noord-Hollands Archief

Raadsnotulen Heemstede | 1958 | | pagina 54