47
27 februari 1958
ontspanning en dat spreekt nog sterker voor bejaarden die geen afleiding
meer hebben in dagelijks werk. Naar haar gevoelen is deze verordening
dan ook slechts een eerste begin van het vele werk dat op dit terrein nog
moet gebeuren.
De heer Ir. Kooijmans heeft in het bijzonder waardering voor de wet-
houder van volksgezondheid voor de wijze waarop hij deze zaak heeft
aangepakt.
Zoals mevr. van der Meulen heeft gezegd, betreft het hier een begin
en wel om zoveel mogelijk sanerend te werken. Ook spreker is de door
mevr. van der Meulen aangehaalde zin uit het voorstel van burgemeester
en wethouders opgevallen. Men moet echter oppassen dat niet op de be-
staande verzorgingshuizen het odium gelegd wordt dat zij niet zo goed
zouden zijn. in elk geval niet beantwoorden aan de eisen die aan verzorging
van bejaarden gesteld mogen worden. Burgemeester en wethouders toch
zeggen ook in hun voorstel: dat op een enkele uitzondering na, in het
algemeen de verzorging van de bejaarden in de particuliere rusthuizen
vrb g'oed is. Naar aanleiding van de opmerking van burgemeester en wet-
houders dat de instellingen van bejaarden welke bestuurd worden door
kerkgenootschappen een gunstige uitzondering vormen, meent mevr. van
der Meulen dat op dit terrein een taak voor de gemeente ligt. Spreker
meent echter, dat men daar toch wel erg mee moet oppassen. Het is z.i.
veel beter dat de verzorging van bejaarden uitgaat van een kerkelijke
instantie of een of andere vereniging en niet van de gemeente, omdat het
particulier initiatief voorkeur heeft, maar ook omdat de verzorging van
de bejaarden dan los staat van een zekere gedachte aan sociale zorg.
In het algemeen is het toch zo, dat, wanneer de gemeente een rusthuis
exploiteert, het idee postvat dat men door de gemeente verzorgd wordt.
Spreker herinnert er aan dat een paar kerkgenootschappen plannen
hebben voor de bouw van een rusthuis. Hierbij wordt echter nogal wat
stagnatie ondervonden. Sjoreker weet wel dat aan deze plannen ook een
planologische kant zit, maar toch wil spreker bij burgemeester en wethou-
ders aandringen om met deze zaak wat haast te maken opdat des te eerder
tegemoet kan worden gekomen aan de nood van de bejaarden die onderdak
vragen.
De heer Zegwaart verheugt zich er over dat met de controle op de rust-
en verzorgingshuizen een begin wordt gemaakt.
Naar aanleiding van het bepaaJde in artikel 3, le lid, onder h, vraagt
spreker of het de bedoeling van burgemeester en wethouders is er op toe
te zien dat ofwel de exploitant van het rusthuis ofwel een personeelslid
een opleiding voor verpleger of verpleegster heeft gehad. Spreker acht
dit nl. van groot belang en hij neemt aan dat deze kwestie ook wel in het
college gespeeld zal hebben. Het is spreker nl. bekend, dat het zeer nood-
zakelijk is dat in dergelijke tehuizen in elk geval iemand aanwezig is die
een bevoegdheid tot verplegen heeft.
Ook de heer Mr. Dr. van Bruggen heeft deze verordening met veel ge-
noegen begroet. Om zijn doel te bereiken is men bij deze verordening uit-
gegaan van wat er op het ogenblik is, wat z.i. een zeer gezonde gedachte
is. Wij hebben er mee te maken dat in deze gemeente een aantal particu-
lieren bejaardentehuizen exploiteren. Deze verordening geeft aan het col-
lege een zekere paedagogische bevoegdheid om langs de weg van geleide-
lijkheid de bestaande toestand te verbeteren.
Spreker meent dat men zich goed moet realiseren, dat hier niet het
probleem van de bejaardenzorg in zijn totaliteit aan de orde is. Spreker
acht het volkomen onjuist om de behandeling van deze verordening als
een springplank te gebruiken om het bejaardenprobleem in de ruimste
zin, zoals ontspanning en andere activiteiten, ter sprake te brengen. De