57
r
2e Afd.
24 april 1958.
Artikel 5.
Indien geldneemster het aan rente of aflossing verschuldigde niet op tijd
en overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 zal hebben voldaan, zal zij aan
geldgeefster betalen, als boete, een bedrag gelijk aan vijf ten honderd per
jaar van het achterstallige bedrag over de tijd der nalatigheid.
Artikel 6.
Het onafgeloste deel van het bedrag der lening is, met de rente en de
kosten, onmiddellijk opeisbaar, bij niet-nakoming door geidneemster van
één of meer der in deze akte vermelde bepalingen of aangegane verbinte-
nissen, tenzij geldmeester, na door geldgeefster aan haar verplichtingen te
zijn herinnerd, alsnog binnen veertien dagen na ontvangst dier herinnering
het verschuldigde, vermeerderd met de boete, voldoet c.q. haar overige
verplichtingen alsnog nakomt.
Geldneemster zal in gebreke zijn door het enkele feit van het voorvallen
van het in het vorige lid bedoelde geval van onmiddellijke opeisbaarheid,
alsof zij bij bevel of andere soortgelijke akte ware in gebreke gesteld.
Artikel 7.
De belastingen, welke van rente der lening geheven mochten worden,
komen ten Iaste van geldneemster.
Artikel 8.
Aile kosten en rechten van deze akte, van de schuldbekentenis en van
de maatregelen, welke geldgeefster mocht nemen tot behoud of ter uit-
oefening harer uit deze overeenkomst voortvloeiende rechten zijn voor
rekening van geldneemster.
Gedaan ter openbare raadsvergadering van 24 april 1958
De secretaris, De voorzitter,