26 juni 1958.
122
dan mag het dit niet toelaten.
Men komt voorts met het argument dat de overheid in tijd van nood
toch maar een beroep op de diensten van de gehuwde vrouw doet Spre-
ker geeft dit toe, maar wil er tevens op wijzen dat in de tijd van nood
zelfs een beroep gedaan wordt op gepensioneerden en heel oude lieden.
Moet men na afloop van die nood dan maar zeggen dat de pensioen-
gerechtigde leeftijd vervallen is en dat ze aan het werk moeten blijven
omdat zij ook gewerkt hebben toen de dijk doorgebroken was Dat is
geen argument. Het is heerlijk dat er in tijd van nood mensen gevonden
worden om die nood op te heffen. Maar laat men toch in vredesnaam voor
normale tijden niet datgene als norm gaan stellen wat in tijd van nood
werkelijk zin had. Aldus doende haalt men de hele boel door elkaar en
krijgt men een soort wetgeving die naar sprekers mening totaal ver-
warrend is. Men moet bij deze materie uitgaan van de norm hoe de dienst
goed kan blijven functioneren. Terecht heeft de heer Kooijmans gewezen
op de sociale misstanden die voort kunnen vloeien uit het in dienst houden
van de huwende ambtenares. Het kan inderdaad voorkomen dat man en
vrouw van overheidswege een inkomen hebben en dat de buurman werk-
ioos is. Dit zal dan ongetwijfeld schrijnend werken. Dan wijst die buurman
er op dat het naast hem wonende gezin een dubbel inkomen heeft en hij
geen inkomen. Als die man de plaats van die werkende vrouw zou kunnen
innemen dan was alles veel logischer en heel wat normaler.
Burgemeester en wethouders hebben in deze materie niet gezegd dat
wanneer de ambtenares huwt zij direct weg moet. Het systeem is thans
zo dat de algemene regel is dat bij huwelijk ontslag gegeven wordt tenzij
men wordt aangehouden krachtens de diverse regelingen die daarvoor
zijn. Spreker weet dat er ook andere regelingen zijn die misschien nog
wat gemitigeerder liggen, zoals bijv. bij huwelijk geen ontslag tenzij
besloten wordt dit in een bepaald geval te geven. Zo heeft een gemeente
bij Den Haag met algemene stemmen, ook die van de partijgenoten van
hen die zich in deze raad tegen het ontslag van de huwende ambtenares
hebben verklaard, een regeiing aangenomen dat de ambtenares kan blijven
als zij huwt, maar dat het college van burgemeester en wethouders de
bevoegdheid heeft om, wanneer er een conflict ontstaat tussen het hui-
selijk leven en het werken bij de gemeente, ontslag te verlenen. Dat is
ook een oplossing maar onze regeling is net zo goed. Spreker gelooft niet
dat het direct het begeren is om van twee walletjes te eten. Zij hebben
alleen maar hun eigen positie onvoldoende in het oog. Men moet hierbij
blijkbaar de mensen tegen zichzelf beschermen. Het betreft hier niet nog
een soort van atavisme, een overblijfsel uit de tijd dat er sommige men-
sen waren die man en vrouw als niet gelijk gerechtigd achtten. Vanuit
hun speciale positie hebben ze gelijke rechten, zoals minderjarigen en
meerderjarigen gelijke rechten hebben in zeker opzicht, hetgeen echter
niet zeggen wil dat ze allemaal hetzelfde kunnen. Daarom is voor hun
speciale positie vaak een speciale regeling nodig. Mensen die onder cu-
ratele zijn gesteld hebben gelijke rechten als andere mensen, maar vanuit
hun speciale positie geldt nu eenmaal een andere gang van zaken die
onvermijdelijk is die uit het wezen van de zaak voortkomt en die men te
accepteren heeft. Zo ook ziet het college de zaak. Burgemeester en wet-
houders zijn inderdaad van overtuiging dat geen wijzigingen behoeven
te worden aangebracht in de reglementen en in de regelingen zoals die op
dit moment hier gelden.
Naar aanleiding van de gedachte van mevr. van der Meulen dat de
verhoudingen in het college ten aanzien van deze zaak enigszins anders
zouden liggen, merkt spreker op, dat over deze kwestie in het college
uitvoerig is gedebatteerd. Uiteindelijk is er dan de meerderheid en minder-
heid uit voortgekomen zoals die in het raadsstuk tot uitdrukking komt.
Het is het recht van de leden van het college om na rijp beraad tot een